Interview Jiska Rickels
Documentairemaker Jiska Rickels (1977) wint in 2003 voor haar eindexamenfilm UNTERTAGE over mijnwerkers in een Duitse steenkolenmijn diverse prijzen op binnen- en buitenlandse filmfestivals. Vier jaar lang werkt ze vervolgens aan de documentaire 4 ELEMENTS, waarin Rickels vastlegt hoe brandweermannen, vissers, kosmonauten en mijnwerkers beroepsmatig vechten tegen de elementen. Tussendoor maakt ze nog de verrassende korte film ELECTRIEK! over een boerin in de Ardennen, die als laatste inwoner van België zeer tegen haar zin op het elektriciteitsnet wordt aangesloten. In 2006 wordt 4 ELEMENTS gekozen tot openingsfilm van het Amsterdamse documentairefestival IDFA en wint vervolgens prijzen op filmfestivals over de hele wereld. Collega-regisseurs van de Dutch Directors Guild, de beroepsvereniging van film- en televisieregisseurs, verkiezen Rickels prompt tot beste regisseur van het jaar 2007.
BABAJI, AN INDIAN LOVESTORY is haar tweede lange documentaire. Het is een poëtisch portret van de stokoude Indiase sjamaan Baba Basant Rai, die in 2008 de wereldpers haalde toen bekend werd dat hij dagelijks op de vrije plek in het graf van zijn vrouw gaat liggen. Na een eerste bezoek aan India voor research neemt Rickels de film met een kleine crew vervolgens in anderhalve maand op. Ze won er onlangs de Regards Neuf award voor talentvolle en innovatieve regisseurs mee op het Vision du Réel festival in Zwitserland. The Cult Corner sprak de tegenwoordig in Berlijn woonachtige Jiska Rickels tijdens een kort bezoek aan Amsterdam.
Hoe kwam je op het idee om een documentaire te maken over een Indiase sjamaan?
VPRO-programmamaker Olaf Oudheusden stuitte eind vorig jaar op een artikel van een Indiase journalist over een man van 107 jaar die dagelijks in het graf van zijn vrouw gaat liggen om zo dicht mogelijk bij haar te zijn. Dit artikel resulteerde al snel na publicatie in een enorme hype in en buiten India, en Olaf dacht dat het wel iets zou zijn voor het televisieprogramma Tegenlicht, waarvoor regisseur Jos de Putter de eindredactie voert. Jos belde mij toen op en zei "Ik heb een idee voor een film en ik wil dat jij hem gaat maken."
Wat sprak je in het bijzonder aan in dat verhaal? Het exotische aspect van filmen in India, de keuze van deze Baba Basant Rai om -tegen Hindoegebruik in- zijn vrouw te begraven en er naast te gaan liggen of het liefdesverhaal van een man die zijn overleden vrouw niet los kan laten?
Ik kreeg op basis van dat korte artikel de indruk dat het niet alleen een heel persoonlijk verhaal zou worden, maar juist ook iets heel universeels. Daarnaast sprak mij het idee aan dat dit blijkbaar een man is die tussen de dood en het leven in staat. En het raakte mij dat hij tegen het Hindoestaanse gebruik in gaat door zijn overleden echtgenote te begraven in plaats van te cremeren. Van tevoren vreesde ik wel dat het een wat grijzige, trieste film kon worden als het een man zou blijken te zijn die alleen maar zit te wachten op de dood. Maar we troffen een actieve sjamaan vol humor aan met zelfs een mobiele telefoon. Hij staat midden in het leven, maar is met zijn gedachten bij zijn overleden vrouw. Dis precies tussen het leven en de dood in.
Babaji geneest toch ook mensen via de geestenwereld? Dus dan zit hij in drie werelden tegelijk.
Dat klopt. Babaji is in het leven van hier en nu, in het hiernamaals bij zijn vrouw én in de geestelijke wereld van het genezen van mensen en het zien van dingen die wij niet zien, zoals de geneeskrachtige werking van planten en kruiden. In tegenstelling tot andere geestelijken die we daar hebben gezien is Baba gelukkig erg basic en minder zweverig dan die anderen, die meer op een troon zitten en onbenaderbaar zijn.
Toch verbaast het mij dat jij na twee zeer succesvolle films en vele filmprijzen besluit om op basis van een zo'n klein artikel naar India te reizen om je nieuwe film te maken.
Het hele proces is voor mijn gevoel toch wel op een natuurlijke wijze verlopen. Ik had na 4 ELEMENTS uiteraard ook wel vragen over de vorm en het onderwerp van mijn volgende film, maar ik vond het juist daarom een hele verademing dat ik gevraagd werd voor dit project. We hebben natuurlijk wel eerst research gedaan, en op basis daarvan kreeg ik het gevoel dat het een mooi onderwerp voor mij zou kunnen zijn. Het is aan de ene kant een heel klein, breekbaar verhaal, maar het stelt ook vragen over zaken waar iedereen mee te maken krijgt: de liefde, de dood en de vergankelijkheid.
Je bent anderhalve maand in India geweest en hebt de hype rondom hem van dichtbij meegemaakt. Denk je dat er in Baba ook een showman schuilt die geniet van alle aandacht?
Ja, dat denk ik wel. Ik vind hem vooral ook een heel onaangepast iemand. Hij trekt zich heel weinig aan van wat mensen vinden, wat de regels zijn en wat de voorschriften vertellen. Dat vind ik ook zo fascinerend aan hem. Maar hoewel hij wel geniet van de aandacht zijn het eerder zijn dochters die de hype om hem creëren dan hij zelf. Al vertelde Baba mij doodleuk dat hij 160 jaar oud is.
Was je tijdens het draaien niet bang dat de hype helemaal op niets zou kunnen zijn gebaseerd? Dat hij 81 is, geen enkele krachten heeft en alles uit zijn duim zuigt?
Nou, ik heb tijdens ons eerste bezoek gezien dat hij in ieder geval veel knowhow heeft van alle planten in zijn tuin. Maar of hij contact heeft met de geestelijke wereld kan ik natuurlijk niet zien. Ik vond het overigens wel goed dat hij bijvoorbeeld toegeeft dat hij kanker niet kan genezen. Hij erkent dat er grenzen bestaan aan zijn kunnen. Daarnaast vraagt hij geen geld voor zijn werk, en hebben we met eigen ogen gezien dat zijn kruiden werken, want onze camera-assistent had al heel lang uitslag op zijn benen, en op een gegeven moment heeft Babaji een mengsel van kruiden gemaakt, op zijn benen gesmeerd, en de volgende dag was het weg!
Je hebt je film opgedragen aan je grootvader?
Vlak voor ik met mijn crew naar India reisde om opnames voor BABAJI, AN INDIAN LOVESTORY te maken, overleed mijn opa ineens. Hij was een heel actieve, moderne man die altijd heel speciaal voor mij is geweest. Ik heb mijn reis toen een paar dagen uitgesteld, terwijl de crew alvast naar India vloog. Tijdens de hele opnameperiode was mijn opa veel in mijn gedachten, en dat gevoel werd natuurlijk versterkt omdat de film heel nadrukkelijk gaat over het leven in het nu en in het hiernamaals. Dus toen de film af was, vond ik dat ik hem zeker moest opdragen aan mijn grootvader.
Je laat vanaf de openingsbeelden veel over aan de verbeelding van de kijker. Je maakt het je publiek zelfs niet gemakkelijk door je poëtische benadering van het onderwerp. Was je niet bang dat dit de film wat al te vrijblijvend zou maken, omdat er veel onduidelijk blijft?
Nee, ik heb juist het idee dat ik heel veel informatie geef. En zeker voor mijn doen. Het is de eerste film waarin ik met interviews werk, en voor mijn gevoel worden de meeste aspecten heel helder verteld. Af en toe kreeg ik zelfs het gevoel dat het te traditioneel zou worden. Ik houd zelf erg van films waarbij je niet meteen alles begrijpt. Films waarbij je wordt geprikkeld, zoals wanneer Baba in zijn graf ligt en de eerste droomsequentie ontstaat in de vorm van herinneringen aan zijn verleden. Die beelden roepen die veel associaties op, en je wordt daardoor als toeschouwer gestimuleerd om zelf na te denken. Later in de film wordt er steeds meer duidelijk over die sequenties, waardoor je bijvoorbeeld begrijpt dat het om een huwelijksvoorbereiding gaat, en dat het iets zegt over Babas eigen leven. Het zijn met andere woorden geen beelden die er met de haren zijn bijgesleept.
Maar het blijven beelden die associaties en vragen oproepen. Beelden die niet direct iets duidelijk maken. Je zet de kijker aan het werk.
Misschien, maar ik heb zelf het idee dat er juist veel wordt uitgelegd. Zeker vanuit de journalist, de dokter, de dochter en Baba zelf, die veel dingen over zijn leven vertelt. Maar je hebt gelijk dat ik geen filmmaker ben die het publiek bij de hand wil nemen.
Ben je tevreden over deze vorm met zowel interviews als de beschouwende en associatieve sequenties? Toch een zeer andere aanpak dan bij 4 ELEMENTS.
Ik vond het wel heel spannend om een film met interviews te maken. Kijk, ik maak niet twee keer dezelfde film. 4 ELEMENTS is voor mij zeer geslaagd in zijn vorm, maar is daarin wel heel streng, dus ik vond het wel heel fijn om nu de mogelijkheid te hebben om daar uit te breken. BABAJI, AN INDIAN LOVESTORY is een iets speelsere, meer luchtige film geworden. Het bood de mogelijkheid tot meer vrijheid en tot meer plezier in de montage. Niet alleen de postproductie, maar het hele proces duurde vele malen korte dan bij 4 ELEMENTS, een film die uiteindelijk vijf jaar heeft geduurd.
Vind je dat westerse documentaires over oosterse culturen lijden aan exotisme en over het algemeen te uitleggerig zijn?
Ik ben daar niet bewust mee bezig geweest en heb de film gemaakt die ik wilde maken. Achteraf heb ik overigens niet het idee dat we van een afstandje met een puur westerse blik tegen Baba hebben aangekeken. Het is ons gelukt om zijn dagelijkse leven, zijn gevoelens en verlangens naar voren te brengen en om hem als individu centraal te stellen. Het is daarmee geen oppervlakkig portret van een gekke meneer geworden. Maar het lijkt mij dat de meeste filmmakers die naar verre oorden gaan om te filmen toch wel als uitgangspunt een bepaalde nieuwsgierigheid hebben in de mens en de plaatselijke cultuur. Zonder die basis kun je volgens mij geen goede documentaire maken. Ik heb altijd veel gereisd en heb op mijn trips steeds veel contact gezocht en gevonden met de mensen uit de gebieden, of dat nu Mongolië of Buenos Aires was, en durf nu wel te beweren dat alle mensen -ondanks hun verschillende cultuur en gebruiken - toch steeds dezelfde basisbehoeftes hebben.
Wat vond je van het onverwachte succes van SLUMDOG MILLIONAIRE en wat is jouw verklaring voor alle waardering?
Ik denk dat het geheim van SLUMDOG MILLIONAIRE is dat ze een klassiek Assepoester verhaal vertellen, een sprookje dat iedereen herkent, en dat hebben gegoten in een half westerse, half Bollywood vorm, een combinatie die vele mensen aanspreekt. Ik herkende zelf heel sterk de hectiek van het straatleven in India. Tijdens onze draaiperiode voor BABAJI, AN INDIAN LOVESTORY was het vaak erg lastig om alle nieuwsgierige voorbijgangers uit beeld te laten. Soms draaiden we de camera expres de verkeerde kant op, zodat iedereen voor de camera ging staan, waarna we heel snel de camera de goede kant op draaiden om het shot te maken.
In je nieuwe film richt je je in tegenstelling tot je vorige documentaires heel sterk op het individu. 4 ELEMENTS ging bijvoorbeeld meer over de ons omringende natuurkrachten, waarin de mens een nietig wezentje is als een poppetje in een groot plan. Interesseer je je de laatste jaren meer voor het individu of was Babaji een eenmalig uitstapje?
Ja, ik merk wel dat ik mij met betrekking tot mijn films meer interesseer voor mensen en individuele verhalen. Ik ben meer dan vroeger geboeid door specifieke motivaties, ideeën en iemands relatie tot zijn omgeving. Zoals het recalcitrante gedrag van Babaji mij direct aansprak. En dat verschilt inderdaad sterk van de opzet van 4 ELEMENTS. Nu wil ik meer weten over de manier waarop een bepaalde persoon omgaat met de krachten om hem heen.
Je carrière startte voortvarend met vele prijzen voor UNTERTAGE, collega-regisseurs riepen je uit tot winnares van de Dutch Directors Guild Award 2007 voor 4 ELEMENTS, die ook drie Gouden Kalf nominatie binnensleepte. Ervaarde je alle lof ook als een vloek gezien de hoge verwachtingen voor de toekomst?
Ik was vooral erg dankbaar voor alle waardering. Je krijgt door alle positieve reacties veel mogelijkheden, waarna ik mij -fris van de academie- goed besefte dat succes niet alleen van je talent maar ook zeker van wat geluk afhangt. Als mensen uit de industrie je film oppikken, en in mijn geval zelfs selecteerden als openingsfilm voor het IDFA, dan worden veel deuren voor je geopend. Natuurlijk is er daardoor wel degelijk sprake van een bepaalde druk, maar het hangt ook erg van je persoonlijkheid af. Ik ben erg down-to-earth en zodoende is het succes van 4 ELEMENTS mij niet in de bol gestegen. Ik denk dat een carrière altijd schommelt en dat je na een hele goede film ook ineens een mindere film kunt maken. Zo denk ik na iedere film dat het mij goed lijkt om bij een goede filmmaker mee te lopen.
Zo heb je zelf gewerkt als regieassistente bij het Oscargenomineerde THE STORY OF THE WEEPING CAMEL uit 2003.
Je kunt altijd veel leren van de manier waarop andere regisseurs werken en zo heb ik veel geleerd van de tijd dat ik op de Mongoolse steppe heb gewerkt aan THE STORY OF THE WEEPING CAMEL. Maar ik besef ook dat het richten op mijn eigen stijl en het werken aan mijn eigen projecten ook belangrijk is, zodat ik nu wat voorzichtiger ben geworden met het beginnen van zo'n filmstage. Ik had op zich graag meegewerkt aan de nieuwe film van Bahman Ghobadi (EEN TIJD VOOR DRONKEN PAARDEN en TURTLES CAN FLY, R.S.), maar besloot mij toen toch maar op mijn eigen werk te gaan richten.
Ben je een filmmaker die overloopt van ideeën en overal wel een interessant onderwerp in ziet?
Nee, ik heb echt een startpunt nodig, waarna de ideeën en invallen komen. Natuurlijk krijg ik op mijn reizen wel ingevingen, maar voor mij begin mijn creativiteit pas echt te leven als een project begint. Vanuit dat startpunt bijt ik mij dan als een pitbull vast en dan begint alles te stromen.
Werk je bewust met een kleine crew van bekenden? Heb je de mensen om je heen nodig die je vertrouwt?
Ik vind het heerlijk om met een kleine crew te werken. Het geeft veel rust als je dezelfde filmtaal spreekt, en niet steeds opnieuw aan mensen en aan hun manier van werken hoeft te wennen. Nu hebben we én veel lol samen, omdat we ook echt vrienden zijn, én we werken efficiënt omdat we weten wat we bedoelen. Maar als nu blijkt dat voor mijn volgende film mijn vaste crew niet kan, dan werk ik zonder probleem met nieuwe mensen, die weer andere ideeën hebben. Dus het is zeker geen vereiste dat ik altijd met dezelfde mensen werk, maar tot nu toe bevalt het mij in ieder geval erg goed.
Op de Nederlandse Film- en Televisieacademie deed je de richting documentaire. Voor 4 ELEMENTS en THE STORY OF THE WEEPING CAMEL heb je op bijna onmogelijke locaties gefilmd en kennis gemaakt met een tussenvorm van fictie en documentaire. Lonkt een fictiefilm met een vast scenario en minder risico's na al die lastige klussen in het Verre Oosten?
Ik vind de combinatie tussen controle en chaos altijd heel erg spannend. Het is ook juist de onvoorspelbaarheid die mij zo aantrekt in documentaires. Je kunt daar heel gefrustreerd van raken, maar ik zie dat juist als een mogelijkheid om iets nieuws te ontdekken en je vooringenomenheden bij te stellen. Ik zou het wel spannend vinden om bij een volgend project een combinatie te maken tussen fictie en documentaire. Bahman Ghobadi, de Iraanse regisseur van TURTLES CAN FLY doet dat erg goed: hij dramatiseert de verhalen van echte mensen, en zo'n tussenvorm zou ik graag willen uitproberen.
Wat zijn je plannen voor de toekomst? Ga je verder op het pad om meer persoonlijker verhalen te vertellen?
Ik ben nu aan het researchen voor een film over muziek en klank. De invloed van klank op ons dagelijks leven en de wijze waarop muziek een weerspiegeling van het landschap is. Hiervoor wil ik ook verdwijnende muziek en dansrituelen onderzoeken. Ik zie hierin weer een verbinding met 4 ELEMENTS, waarin veel van de door ons gefilmde beroepen door de veranderende samenleving verdwenen zijn.
Ronald Simons (Amsterdam, 2009).