Interview Bas Ackermann

Wie bij Afrika meteen aan armoede, honger en vluchtelingen denkt, doet er goed aan het documentairedebuut van Bas Ackermann te zien. In zijn funky documentaire WELCOME TO THE SMILING COAST geeft de jonge filmmaker en muzikant een heel ander beeld van het continent dan we gewend zijn. In de film volgen we verschillende Gambiaanse jongeren in hun zoektocht naar geluk. Blijven ze trouw aan de traditionele familiegemeenschap of trekken ze naar de toeristische kust, op zoek naar werk?

Ondanks dat veel van de jongeren onder de armoedegrens leven, zien we in Ackermans film ook hun zonnige kanten. De jeugd is hoopvol en creatief, en volop bezig te bouwen aan een betere toekomst. Die enthousiaste blik sloeg aan: met zijn debuut reisde Ackermann, die ook jarenlang het pop up filmfestival Shoot Me organiseerde, al over de hele wereld en deed verschillende internationale festivals aan.

Op deze editie van het World Cinema Festival Amsterdam is de Nederlandse première. The Cult Corner sprak de jonge creatieveling voorafgaand in zijn woonplaats Den Haag.

 

Hoe kwam WELCOME TO THE SMILING COAST tot stand?

Het begon in 2007 toen ik samen met wat vrienden State of Mic opzette. Een project waarmee we Gambiaanse jongeren wegwijs maken in de audiovisuele techniek. Terwijl we daar workshops gaven, kwam ik steeds meer in aanraking met jongens uit de buurt. Gambianen zijn heel open en vriendelijk en het bleek een interessant land dat voor het grootste deel op toerisme drijft. Ik vroeg me af hoe jonge Gambianen leefden en hun dagelijks leven indeelden. Wat is hun toekomstperspectief? En wat hopen ze te bereiken? Ondanks dat de middelen daar misschien minimaal zijn, is de Gambiaanse jeugd heel vindingrijk. Binnen de beperkte mogelijkheden proberen ze op allerlei manieren hun weg te vinden. Het verhaal van die weerbaarheid wilde ik vertellen.

 

Je begon dus in 2007. Toch duurde het tot 2016 voor de Nederlandse première.

Dat heeft verschillende redenen. Ten eerste is de film is met eigen geld gedraaid. Dat betekent dat we vaak tussen de bedrijven door filmden. Dat vertraagt de boel een hoop, maar het bood tegelijk de kans om dichterbij te komen. Door de jaren heen kregen we steeds meer vertrouwen van de buurt, en raakten zelfs met sommigen jongens bevriend. Eenmaal in postproductie bleek dan ook dat we uren aan materiaal hadden geschoten. Interviews, sfeerimpressies en establishing shots. Smeed dat maar eens tot een passend verhaal! Door middel van een voice over en het gebruik van Gambiaanse funk zijn er volgens mij in geslaagd. Uiteindelijk heeft ook Emiel Martens mij via zijn stichting Caribbean Creativity veel geholpen met de afronding van het project.

 

Je film doet iets anders dan dat we gewend zijn. De Gambiaanse jongeren verschijnen namelijk niet als onderwerp van je documentaire, maar eerder als stem. Het is bijna alsof zij zelf makers zijn.

Wat me de afgelopen jaren steeds vaker dwars zat, is de westerse kijk op Afrika. Die ziet alles in termen van conflict. Natuurlijk, er zijn problemen, maar al die berichtgeving over armoede, ontwikkelingshulp en bootvluchtelingen, begon steeds meer te knagen. Wat weten we nou van Afrika? Je moet het ruiken. De mensen ontmoeten. In een vaag straatje, een broodje hebben gegeten. Ik vond het daarom belangrijk dat je in WELCOME TO THE SMILING COAST wordt meegenomen in de buurt en hoe het daar is. Armoede is er zeker en de mogelijkheden zijn beperkt, maar de Gambiaanse jeugd is echt niet zo anders dan die elders op de wereld. Ik bedoel: ze hebben dezelfde verlangens en wensen als wij. En ondanks dat ze vaak maar dertig dollar per maand verdienen, willen ze ook gewoon hun horizon verbreden. WELCOME TO THE SMILING COAST is daarom geen zware, politiek documentaire. Ik los geen problemen op, maar laat de gewone Afrikaan zien. De normale jongen zoals die hier niet vaak in beeld komt.

 

Hoe was het om in Gambia te filmen? Gaat dat makkelijk? De toeristenindustrie is er groot bijvoorbeeld. Waren die blij met je camera’s?

Gambia heet niet voor niets the smiling coast. Dat het zich door de jaren heen heeft ontwikkeld tot toeristische trekpleister, legt ook de scheve verhoudingen bloot. Wij westerlingen vieren er goedkoop vakantie, terwijl de lokale bevolking erdoor wordt bepaald. Het toerisme is dus een vloek en een zegen. Het biedt mogelijkheden voor werk, maar houdt scheve verhoudingen in stand. Daarbij is er het sekstoerisme, wat hier nogal eens aandacht krijgt. Het is niet verborgen, maar je komt er ook niet snel bij. De hoofdstraat van het toeristisch gebied wordt bijvoorbeeld bewaakt. Veel van de lokale bevolking wordt er geweerd, en ook als je er niets te zoeken hebt ben je niet welkom. Daar filmen was dus lastig. Tuurlijk, we hadden kleine cameraatjes. Maar alsnog deden we altijd alsof we een foto namen, of een soort vakantiefilmpjes aan het maken. De film PARADIES: LIEBE ging ook over die schimmige industrie. Goed om te tonen, maar maak het niet sensationeel. Dat gebeurde daarin te veel. Dan gebruik je Gambia, in plaats van dat je iets laat zien. Je moet genuanceerd blijven.

 

Hoe bepalend is zo’n blik voor het land?

Om een ander voorbeeld te geven: toen het in 2013 constant over Ebola in Afrika ging, zakte het toerisme in Gambia met 65 procent. En dat terwijl er daar helemaal geen Ebola was! Dat is natuurlijk desastreus voor een economie die om toerisme draait. Natuurlijk gebeurt dat niet met opzet, maar de nuances maken in dit geval het verschil. Het zorgt voor een wijdere en meer vriendelijke blik op Afrika. In een snelle, ongenuanceerde mediawereld is dat tegengeluid belangrijk. Terug naar de truttentelevisie, noemde Adriaan van Dis dat laatst. Ik onderschrijf die visie.

 

Heb je daarin iets zien veranderen in de jaren dat je in Gambia filmde?

Vooral Afrika zelf vindt steeds meer haar stem. Toen ik in 2007 met het idee voor de documentaire liep, was dat nog voor de explosie van social media. Dat heeft veel veranderd voor jonge Afrikanen. Vergis je niet: ze hebben daar hun ogen open en zijn heel creatief, maar op een andere manier dan wij gewend zijn. Op filmgebied zie je dat bijvoorbeeld in Nigeria in de Nollywood-beweging. Wij vinden dat B-films, maar: hoeveel flashy remakes van BATMAN kan je maken? Afrikaanse makers staan dichter bij hun beleving. Het zijn kleine producties die zich vaak behelpen met goedkope technieken, maar die films zijn ook heel eerlijk en kleurvol. Zeker nu de jeugd de tools heeft om zichzelf te uiten, en via internet in principe een wereldwijd podium heeft gekregen, zie ik grote ontwikkelingen. De Nollywood-films zijn reuze populair in Afrika zelf bijvoorbeeld. Maar ook Afrobeat wordt nu op het continent ontdekt en technologische muziek is booming. Er is daar echt iets gaande. De stem van Afrika is zich via internet aan het ontwikkelen.

 

Hoop je dat WELCOME TO THE SMILING COAST daar ook zijn steentje aan bijdraagt?

Absoluut. Dit is de eerste Gambiaanse film die zo de wereld over gaat. Hopelijk laat ‘t het Westen zien dat Afrika niet slechts kommer en kwel, maar juist heel funky en flexibel is. En inspireert het Gambiaanse jongeren om zelf aan de slag te gaan. Zo van: dit ook hoe je je land kan neerzetten, hoe je een verhaal kan laten. Toen ik de film laatst vertoonde kwamen de aanwezige Gambianen enthousiast op me af. Ze herkenden alles, zeiden ze.  Je hebt echt de flow van het leven te pakken gekregen! Het grootste compliment dat ik krijgen kan.

 

Guus Schulting (Den Haag, augustus 2016)