Interview Benoît Jacquot

JOURNAL D'UNE FEMME DE CHAMBRE gaat over Célestine (Léa Seydoux), een jong kamermeisje uit Parijs dat in dienst treedt bij de familie Lanlaire. Het is het begin van de 20ste eeuw en vrouwen moeten zich nog vrijvechten uit hun onderdrukte rol. En Célestine heeft het dubbel moeilijk, want ze moet zich niet alleen zien te redden onder de zeer strenge leiding van mevrouw Lanlaire, maar ook de avances van meneer ontwijken. Als tuinman Joseph (Vincent Lindon) verliefd wordt op haar, ziet ze een kans op ontsnapping uit haar milieu. 

We spraken regisseur Benoît Jacquot (1947) op het filmfestival van Berlijn in februari 2015. 

 

Wanneer besloot u om het beroemde boek van Octave Mirbeau te verfilmen?

Ik had de twee eerdere verfilmingen van Jean Renoir en Luis Buñuel wel gezien, maar het boek nooit gelezen. Een van mijn beste vrienden bleef aandringen dat ik het boek nu eindelijk eens ging lezen, en tijdens het lezen zag ik direct een film voor me.

 

Maar daarmee wist u dat uw versie zou worden vergeleken met die van Renoir en Buñuel.

Ja, maar die twee films verschillen zo sterk van elkaar, dat ik mij daardoor niet gevangen voelde om aan het verhaal mijn eigen cinematische draai te geven.

 

Célestine is een slaaf van de meesters waar ze voor werkt, en ook de verhouding met tuinman Joseph voelt als een slaaf-meesterverhouding. Vindt u dit vandaag de dag nog een relevant onderwerp?

Ik ben geboren in een bourgeois familie, en ik ben opgegroeid met zogenaamde les bonnes, huismeisjes die zich in dezelfde situatie bevonden als Célestine: meisjes die zich er niet eens bewust van zijn dat ze zich in een slaafsituatie bevinden. Ze zouden niet op het idee komen om hier tegen te rebelleren, omdat ze zich schikten in die situatie, hoe oneerlijk wij die nu ook vinden.

 

En is er volgens u nu in Frankrijk echt iets verandert?

Eigenlijk niet eens zo veel. Je ziet nu dat er vooral buitenlandse meisjes als huishoudelijke hulpen werken. Hooguit zijn er meer mannen die ook huishoudelijk werk doen. Maar ik denk dat er nu meer geweld wordt gebruikt dan vroeger.

 

Voelt u zichzelf wel eens een slaaf?

Tuurlijk. Eigenlijk brengt iedere vorm van werk waar salaris tegenover staat een bepaalde vorm van  onderwerping met zich mee. En ik voel dat tijdens het maken van een film soms heel duidelijk, al is het in mijn geval natuurlijk een vrijwillige onderwerping.

 

U heeft het hele einde van het boek weggelaten, het stuk waarin Célestine zelf een uitbaatster van een café wordt, en zich als een dominatrix gedraagt tegen haar werkneemsters.

In mijn eerste script volgde ik het boek tot en met het einde, maar ik vond dat toch te makkelijk, die omdraaiing van slaaf naar meester. In mijn einde krijg  je als kijker nog de keuze: hoe zal het haar vergaan nadat ze is gevlucht uit het verstikkende huishouden.

 

Heeft u medelijden met Célestine?

Nee, dat niet. Maar als ik haar toen had gekend had ik haar helpen ontsnappen … en Joseph vermoord. (lacht)

 

Waarom maakt u zoveel boekverfilmingen?

Ik vind niet dat boeken per se moeten worden verfilmd, of dat de cinema de literatuur nodig heeft. Maar ik ben een fervent lezer, dus voor mij is dat een logisch onderdeel van mijn werk. Als ik paardrijder was geweest, zaten er vast veel paarden in mijn films.

 

Wat bent u voor regisseur op de set? Bent u een meester die zijn cast en crew als slaaf behandelt?

Uit de functie vloeit voort dat de regisseur de meester is, hoe charmant hij of zij ook kan zijn. Maar op de set wisselt die functie steeds opnieuw. Als ik 'actie' roep dan ben ik vervolgens overgeleverd aan het spel en aan de interpretatie van de acteurs, maar ik wordt weer de meester als ik ze vraag om een bepaalde scène drie, vier keer opnieuw te doen. Dus zo rechtlijnig ligt het niet. Ik ben meester én slaaf.

 

Ronald Simons (Berlijn, februari 2015).