Interview David Verbeek

In zijn vierde speelfilm CLUB ZEUS toont filmmaker David Verbeek (1980) het leven van zogenaamde hostboys, knappe jongens die in een club werken om rijke, Chinese vrouwen gezelschap te houden. De vrouwen betalen voor de champagne en kunnen hun hart uitstorten bij de jongens, die de vrouwen zo lang mogelijk aan het lijntje houden. Ook buiten de club krijgen ze constant sms'jes van de vrouwen, die toch hoop houden.

De carrière van Verbeek begon voortvarend toen zijn film BEAT van de toenmalige derdejaars Filmacademiestudent in 2004 werd geselecteerd voor het International Film Festival Rotterdam. R U There, zijn derde speelfilm, kreeg zelfs het prestigieuze podium van het Cannesprogramma Un Certain Regard. Tijdens het wachten op de financiering van deze film maakte hij, gebruikmakend van overgebleven materiaal van zijn tweede film SHANGHAI TRANCE, het 75 minuten durende CLUB ZEUS, waarover The Cult Corner hem onlangs aan de tand voelde.


Hoe kwam je op het idee om over Aziatische hostboys een film te maken?

Ik ontdekte het fenomeen toen ik met bevriende regisseur Fow Pyng Hu (JACKY, PARADISE GIRLS, red.) door Japan liep. In een bepaalde buurt hingen allerlei posters met glamourfoto's van Japanse jongens. Ik vroeg hem of dat supersterren waren, en hij antwoordde dat het jongens zijn die in clubs werken, en dat Japanse vrouwen bakken met geld uitgeven om met hen in de club te hangen. Het is echt een verslaving van ze. Ik was perplex en vroeg of Fow Pyng er geen film over wilde maken. Hij zag dat niet zitten, dus toen hebben we daar op straat afgesproken dat ik het dan maar ging doen.

 

Zo gezegd, zo gedaan?

Nou, dat niet. Een jaar lang liep ik indertijd met het idee rond, terwijl ik ook aan R U THERE werkte. Ik werd pas echt geïnspireerd toen ik de documentaire THE GREAT HAPPINESS SPACE: TALE OF AN OSAKA LOVE THIEF uit 2006 zag, waarin het reilen en zeilen in zo'n Japanse club uit de doeken wordt gedaan. Het beeld wat daar wordt geschetst van die professionele hartendiefen trof me zo dat ik aan het schrijven ben begonnen. En alhoewel het schrijven van een script zowel de mooiste als de meest verschrikkelijkste tijd kan zijn van een filmmaker, heeft CLUB ZEUS gelukkig een gouden onderwerp met die hostboys. Het gaat over liefde nepliefde. Het is heel universeel en tegelijkertijd heel specifiek, modern en vervreemdend.

 

Wat sprak je het meeste aan in de wereld van die professionele hartendiefen?

Het meest interessante vind ik dat de vrouwen weten dat de jongens alleen bij hen zitten omdat zij de champagne betalen, het voor de hostboys slechts werk is en ze met vele andere vrouwen ook zo zitten, maar dat er toch iets speciaals ontstaat tussen hen. Terwijl ze dus weten dat de jongens de hele tijd zitten te liegen. De vrouwen blijven terugkomen, omdat ze allemaal hun meest speciale klant willen zijn.

 

Naast de relatie tussen jongens en klanten toon je ook de relatie tussen Leonardo en zijn goede vriend Sly, een zeer ervaren hostboy die het meeste geld van alle boys verdiend.

Die relatie tussen hen vond ik zo fascinerend omdat ze voor hun werk allebei constant liegen tegen vrouwen, en ze zich daardoor waarschijnlijk het meest op hun gemak voelen bij een man die hetzelfde werk doen. Het zijn partners in crime, en ze delen een hele intieme band, omdat ze alleen tegen elkaar eerlijk kunnen zijn.

 

Maar ook tegen elkaar zijn ze uiteindelijk niet eerlijk.

Nee, maar dat kan ook bijna niet anders. Ik denk dat als je de hele dag liegt en met neprelaties bezig bent, je zelf ook in de war raakt van je eigen gevoelens. Uiteindelijk gaat de film dus over een compleet gebrek aan duidelijke verhoudingen tussen mensen. Dus daarom hebben ook Leonardo en Sly een verknipte relatie, die soms tegen broederlijke en soms tegen het homofiele aan zit.

 

Leonardo gaat gaandeweg steeds meer lijken op Sly en wordt langzamerhand steeds onsympathieker. Heb je een moreel oordeel over het werk van hostboys?

Nou ja, menselijke relaties interesseren mij enorm en ik wil met deze film wel laten zien dat er in Sjanghai wel degelijk dit soort dingen voorkomen. Ik ben heel veel jongens en meisjes tegengekomen die geen host zijn, maar wel meerdere relaties tegelijkertijd aan het lijntje houden. En het is daar heel normaal dat je meerdere simkaarten hebt om tegenover al je relaties de indruk te wekken dat ze de enige zijn. Zo krijgt ieder vriendje een eigen telefoonnummer en kunnen ze iedereen beter uit elkaar houden. Een compleet geschift idee natuurlijk.

 

Dus daar wil je wel een moreel punt van maken.

Ja, ik wil wel laten zien dat zo'n Aziatische metropool niet alleen postmodern is, maar ook postintiem. Heel veel mensen komen er in Sjanghai al snel achter dat eigenlijk niemand echt te vertrouwen is. Het is een leven waarin oprechtheid niet hoog in het vaandel staat.

 

Het gebrek aan oprechtheid en waarheid is in jouw oeuvre inmiddels een rode draad geworden. Een pessimistisch standpunt.

Ik zou het niet pessimistisch willen noemen, maar ik verbaas mij er wel over dat in de moderne samenleving er niet zoiets bestaat als een realiteit die voor iedereen hetzelfde is. Alles gaat meer om je persoonlijke ervaring en om je eigen perspectief. Hoe beleef je dingen? Dat is waar het over gaat en niet of iets echt waar is. En in de liefde manifesteert zich dat heel duidelijk. Je kunt wel denken dat je iets deelt met een ander, maar dat speelt zich vaak helaas vooral in je eigen hoofd af en is slechts je eigen ervaring.

 

Hoe typisch Aziatisch zijn je films? Had je zo ook hier kunnen maken?

Nee, ik denk niet dat ik die hier had kunnen maken. SHANGHAI TRANCE gaat heel specifiek over een stad die sneller verandert dan de bewoners het zelf bij kunnen houden. Dat vind ik niet erg van toepassing op Nederland. Hier is niet zo'n spierpijn van de groei merkbaar. In Amsterdam gaat alles langzaam, daar niet.

 

En nu, ben je inmiddels uitgefilmd in Azië?

Op dit moment heb nog een vrij hybrideleven tussen Nederland en Azië in, maar mijn volgende project heeft weer te maken met Frankrijk en Amerika, dus het is niet zo dat ik mij exclusief op het oosten richt. Maar er zullen zeker nog Aziatische producties volgen.

 

In SHANGHAI TRANCE zegt een personage dat het oude Europa dood is. Deel jij die mening?

Nee, maar dat hoor je wel van veel westerlingen daar. Ik vind het een soort oppervlakkige uitspraak die niet klopt. Het is de reden dat ik nog gewoon in Nederland blijf wonen, want hier lees ik de krant veel uitvoeriger en heb ik gedurende langere tijd veel zinniger contact met mensen.

 

En hier is niet of nauwelijks censuur.

Klopt. SHANGHAI TRANCE is destijds in 88 steden in 250 kopieën uitgebracht in China, maar zij hebben er wel twintig minuten uitgeknipt.

 

Keken ze tijdens CLUB ZEUS over je schouders heen?

Nee, de censuur komt pas als een film in distributie gaat. Dan wordt de film bekeken en de kans dat ‘ie ongeschonden door de censuur komt is uitermate klein. Maar ik denk niet dat CLUB ZEUS wordt uitgebracht in China. Want het gaat toch over een soort van prostitutie en die bestaat volgens de gezagsdragers officieel niet in China.

 

Je debuut BEAT werd geselecteerd voor Cannes, R U THERE voor Cannes. Nu alweer je vierde film in zeven jaar. Het gaat lekker.

Ja, dat kun je wel zo zeggen. Mensen om mij heen die ook op de filmacademie hebben gezeten of mensen van mijn leeftijd die nu filmmaker zijn, zeggen altijd dat het een onvergelijkbaar iets is waar ik in zit; de hoeveelheid films en de mate van succes die ze hebben. Maar zo ervaar ik dat zelf niet, omdat ik er middenin zit. CLUB ZEUS had bijvoorbeeld een half jaar eerder klaar moeten zijn.

 

Ben je onzeker over de toekomst? Voel je druk om te presteren?

Ik ben zelf een nomade. Ik reis heel veel rond en heb geen vaste inkomen, dus moet ook echt leven van mijn werk, en dat is als arthousefilmer best lastig. Dus als het allemaal nog trager zou gaan, dan zou ik er bij moeten gaan werken, dus hoezo snel!? Maar ik wil in ieder geval niet in het gangbare stramien terechtkomen van een filmmaker die steeds drie jaar moet wachten op een nieuw project omdat hij alleen maar een steeds duurdere en grotere film wil maken.

 

Hoe kies jij dan steeds je nieuwe onderwerp?

Ik denk dat mijn kwaliteit erin ligt dat ik een radar heb wat er speelt in een samenleving en dat ik een zintuig heb voor dingen die zinvol zijn om te verfilmen. Ik wil een onderwerp laten zien dat in filosofische zin staat voor een veel groter verschijnsel. En wat voor budget het dan heeft, wie het uitbrengt of welk festival ik kan halen zijn dingen waar ik mij niet mee bezig houd.

 

CLUB ZEUS is niet geschreven door je oude kompaan Rogier de Blok, maar door jezelf. Zou je voor een volgende film overwegen om een bestaand boek of verhaal te verfilmen?

Filmmaken is een enorm moeilijke, frustrerende zooi ellende die je jezelf op de hals haalt, en ik vind het alleen de moeite waard als het een verhaal is waar ik mij zoveel mee kan identificeren dat ik door alle teringzooi, miscommunicatie, verwarring, stress en slapeloze nachten heen wil boksen. Dus als ik iets lees dat ik de moeite waard vind, zou ik er eerder de kern uithalen, het gebruiken en bijvoorbeeld toepassen op iets dat ik zelf heb meegemaakt. Daarnaast heb ik teveel artistieke geldingsdrang om andermans verhalen klakkeloos te verfilmen.

 

Ronald Simons (Amsterdam, 2011)

Foto: Damien Rayuela