Interview Martijn Maria Smits

De eigenzinnige, jonge regisseur Martijn Maria Smits voegt met WALDSTILLE een nieuwe speelfilm toe aan zijn recent flink groeiende oeuvre. Smits, afkomstig uit de documentairehoek, brengt zowel fictie als (het gevoel van) non-fictie feilloos samen in zijn films waarbij zijn gebroken personages vrijwel altijd een ongrijpbaar verlangen proberen na te jagen. De referenties naar het werk van Jean-Pierre en Luc Dardenne komen als vanzelf naar boven borrelen, maar toch, rectificeert Smits, is zijn werk heel anders.

WALDSTILLE – een film over een man die door zijn directe omgeving beschuldigd wordt van een traumatisch ongeluk en hierdoor misschien wel meer slachtoffer dan misdadiger wordt – ging onlangs in première op het Internationaal Filmfestival van San Sebastian en wordt momenteel met open armen ontvangen door de rest van Nederland.


The Cult Corner sprak met Martijn Maria Smits over zijn nieuwste film, manier van werken en mogelijke toekomstplannen.



Allereerst gefeliciteerd met je nieuwste film WALDSTILLE en de goede ontvangst. Had je dit verwacht?

Nee, dat had ik eigenlijk niet verwacht. Ik ben zelf nooit tevreden over mijn eigen werk; ik wil altijd doorwerken, want een film is voor mij nooit af. Maar dit keer kreeg ik bij de première van vrienden en familie te horen: “Nou Martijn, dit is niet een van je beste films,” dus ik had me op erger voorbereid. Nu zijn opeens alle reacties uit alle hoeken heel gewogen. Juist terwijl het een wat moeilijkere film is die wel een bepaalde energie van het publiek vraagt.



Het is inderdaad een stijl die verwant is aan het werk van de Dardennes en hier in Nederland niet vaak te zien is. Begrijp jij deze vergelijking?

Dat is moeilijk te zeggen. Ik snap inderdaad dat ik daarmee vergeleken wordt, omdat ik voor mijn film C'est déjà l'été ook in hetzelfde stadje waar de Dardennes vaak filmde ging draaien. Dan begrijp ik de overeenkomsten – hoewel er ook genoeg verschillen waren -, maar bij WALDSTILLE begrijp ik de link echt minder. Ik draai namelijk heel veel vast in plaats van hand-held en waar voorheen de camera altijd ondergeschikt was aan mijn acteurs werk ik nu andersom. Ik heb voor deze film ook veel meer gerepeteerd en het is een totaal andere, meer rigidere, cinematografische taal die ik mij eigen heb gemaakt.
 


Is dat voor jou dan ook de reden waarom je én de regie én het scenario én de montage wil doen om deze taal zo direct mogelijk over te brengen?

Het heeft in eerste instantie meer met egocentrisme te maken, haha. En natuurlijk ook met financiële middelen. Maar het is vooral zo dat ik merk dat een film uit drie delen bestaat: je hebt een schrijver/dichter, een fotograaf en degene die uiteindelijk het sculptuur maakt. Hoewel die eerste twee nog redelijk dicht bij elkaar liggen, kun je in de laatste fase van de film een geheel ander verhaal maken. Dus ook deze taal wilde ik mij eigen maken. Want als iemand anders dat doet, wat is dan mijn credit nog waard als regisseur zijnde?



Maar dan wikkel je jezelf wel in een heel intensief proces. Heb je daar niet last van ondervonden?

Ik begin er wel steeds meer last van te krijgen. Maar gelukkig ben ik goed bevriend met een van de beste editors , namelijk Axel Skovdal Roelofs. Hem laat ik dan ook mijn eerste versies zien. Hij helpt mij hier mee en geeft daar weer kritiek op zodat ik verder kan. Maar mogelijk ga ik in mijn volgende film wel met een editor werken.
 


Wat probeer je met WALDSTILLE te zeggen?

Mijn films gaan altijd over gemankeerde personen waarin een eenzaamheid zit, maar diezelfde personages willen eigenlijk omarmd worden en hunkeren dus naar iets. Meestal is dit het verleden of een huis, of een familie, maar ze zijn zelf niet in staat om dit vast te grijpen. En ik als filmmaker vind het interessant om deze karakters aan het einde wel hier toe in staat te brengen. In het geval van Ben, het hoofdpersonage van WALDSTILLE, om toch een bepaalde vrede te vinden die hij voorheen moeilijk kon vinden. Want de film gaat natuurlijk ook over schuld en boete. Over hoe we iemand in onze maatschappij makkelijk in een hokje kunnen stoppen. Is Ben een misdadiger of is hij eigenlijk het slachtoffer?
 


De toon van de film is bij wijlen intens en sober ingetogen. Was de sfeer op de set dit ook?

Lastig te zeggen. Als het goed ging, ging het relaxed, dus dat was fijn. Maar ik hou er eigenlijk niet van als mensen het te goed hebben, want dat wil zeggen dat het draaien meestal niet goed gaat. Als er stress is dan gaat het meestal goed. Maar het gevaar is wel dat iedereen op je wacht en het draaien dan niet altijd lukt. Eigenlijk moet je dan even naar buiten gaan en je rust nemen. Die tijd is er bijna nooit en niemand heeft die ingeving op dat moment. Dat moet ik de volgende keer groot op mijn voorhoofd tatoeëren.
 


Je zei zojuist al dat je kritisch was op je eigen werk, maar waar ben je eigenlijk het meest trots op als je naar WALDSTILLE kijkt?

Dat is moeilijk om te zeggen, omdat ik nooit echt trots ben, maar als ik toch ergens trots op moet zijn is dat voornamelijk op de casting. De casting is het belangrijkste van de hele film. Ik cast dan ook alleen acteurs die goed zijn in improviseren. Het verhaal moet dan ook veel meer in hun hoofd afspelen dan dat ze deze expliciet uiten of verwoorden. En met alle hoofdpersonages is dat echt goed gelukt.
 


En waar ga jij je in de toekomst allemaal mee bezighouden?

Het schommelt heel erg. Ik heb nu nog een stuk of acht ideeën liggen, maar ik ben nu nog vooral aan het broeden. Ik wil iets kleins doen, iets met non-acteurs en een hele documentaire-achtige manier van draaien of ik wil meer iets met ballen gaan doen; iets meer publiekelijk gezinds. THE WRESTLER van Darren Aronofsky is bijvoorbeeld zo’n film. Daar zie ik ook wel een uitdaging in, of ik dat ook zou kunnen; het maken van zo’n grotere, stevige film.

 

Sam Duijf (Amsterdam, 2017)

 

Lees hier onze recensie van WALDSTILLE: http://www.thecultcorner.com/recencies/waldstille