Interview Angela Roe en Selwyn de Wind

Hoe praat je over ras? En op welke manier is huidskleur gekoppeld aan klasse? Het zijn vragen waar de Curaçaose documentaire SOMBRA DI KOLÓ (vert. De schaduw van kleur) een antwoord op zoekt. De film van antropologe Angela Roe en filmmakers Selwyn de Wind en Hester Jonkhout is onthullend, maar brengt ook nuances aan. Het is een eerlijke, insiders kijk op de Curaçaose maatschappij en brengt aan de hand van interviews met Curaçaoënaars uit verschillende lagen van de samenleving, de rol die huidskleur speelt tijdens het dagelijks leven in kaart.

The Cult Corner sprak met twee van de drie makers tijdens het World Cinema Amsterdam-festival 2015, waar SOMBRA DI KOLÓ haar Nederlandse première beleefde. Een première die tevens het startschot is van een tour langs verschillende Nederlandse filmtheaters. Voor data kijk je op http://www.warwaru.com/events/


Waarom wilden jullie deze documentaire maken?

Angela Roe: De film is een onderzoek naar racisme op Curaçao. Ik ben in Nederland opgegroeid, maar mijn moeder komt van het eiland. In Nederland heerst er een taboe op het praten over huiskleur en racisme, maar toen ik op Curaçao ging wonen, merkte ik dat het taboe daar net zo hard was. Dat wekte mijn interesse als antropologe. Waar komt dat vandaan? En hoe is kleur gekoppeld aan klasse? Mijn eerste idee was om een documentaire over de Tambú, een oude afro-caribische drumtraditie, te maken en dan vandaaruit op het onderwerp kleur uit te komen. Dat plan liep op niets uit, maar ik merkte wel iets opvallends. Wanneer mensen me gewoon op straat of in de supermarkt vroegen waar ik mee bezig was, dan kwamen ze met allemaal verhalen als ik zei dat ik over huidskleur en ras een onderzoek deed. Dat was opvallend. Mensen praten er niet thuis of met collega’s over en zullen er nooit uit zichzelf over beginnen, maar wanneer ik er naar vroeg dan barstte iedereen los. Er was duidelijk een behoefte om er over te praten. Toen dacht ik: dan vraag ik het gewoon recht op de man af.


Wat dan ook opvalt is hoe openhartig de geïnterviewden, ondanks de taboesfeer, vertellen over racisme en verschillen in huidskleur.

AR: In de documentaire hebben we dertig Curaçaoënaars uit vijf verschillende wijken geïnterviewd. Ik had maar één vraag: vertel me iets over kleur. Toen ging het eigenlijk vanzelf.  Of nou ja, we zijn eerst wel twee a drie keer bij iedereen langs geweest zonder camera, om een persoonlijke band op te bouwen. We wilden laten zien dat we te vertrouwen waren en dat we goede bedoelingen hadden. We wilden ze niet gebruiken, maar ze juist een stem geven.


Een groot contrast met Nederland, waar we snel naar zwart-witdenken neigen, is dat er op Curaçao een grote diversheid aan huidskleurtypes onderscheiden wordt.

AR: In Brazilië heb je wel meer dan tweehonderd benamingen voor verschillende typen huidskleuren. In onze film worden er vijf a zes genoemd, maar die vormen wel een sociale hiërarchie op het eiland: hoe lichter je bent, hoe hoger je sociale status. Dat heb ik als ingang in het verhaal gekozen, mijn tante die me waarschuwt: kom vooral niet met een zwarte man thuis, neem iemand die lichter is. Drecha rasa, noemen ze dat op Curaçao: een kind krijgen met iemand die een lichtere huidskleur heeft dan jou. Als je kinderen lichter  van kleur zijn, zullen zij betere kansen hebben in de samenleving, en hun kleur verhoogt wellicht ook je eigen sociale status. In de koloniale tijd was dat misschien een noodzakelijke overlevingsstrategie, maar dat er nog steeds zo over gedacht wordt, was voor mij een echte schok. Gaandeweg ontdekte ik dat het op Curaçao niet gek gevonden wordt. In Zuid-Amerika, het Caribisch gebied, en veel andere voormalige koloniën is dat colourism veel normaler dan in Noord-Europa.

Selwyn de Wind: Er is een bekende uitspraak in het Papiaments: Ora bo tin tiki koló. Dat betekent: als je maar weinig kleur hebt. Het duidt op de neiging om er automatisch vanuit te gaan dat je hoger op de sociale ladder staat wanneer je een lichtere huidskleur hebt. Er zijn mensen die hun status verlenen aan de kleur die ze hebben.


Zien jullie dat er in die sociale hiërarchie veranderingen optreden?

SdW: We spraken een meisje wiens oma zei dat ze blij was dat al haar kleinkinderen lichter waren dan haarzelf. Het maakte hun leven makkelijker, vond ze. Die realiteit van white privilege is nog steeds aanwezig op het eiland.  De reden waarom mensen lichtere kinderen willen is nog niet weg - en dat zal wel nog niet ophouden. Toch zijn er langzaamaan wel veranderingen. Kijk je tegenwoordig bijvoorbeeld naar het bedrijfsleven, dan zie je zwarte mannen en vrouwen aan de top. Dat was vroeger echt niet denkbaar.


Hopen jullie dat SOMBRA DI KOLO aan die verandering kan bijdragen?

AR: wat me opviel tijdens het filmen is dat iedereen zich wel van discriminatie bewust is, maar dat er wel met een bepaalde gelatenheid over gesproken wordt. Zo van: wat kunnen we er aan doen, zo is het nu eenmaal. Er is nog niet voldoende besef dat dit echt niet oké is, en dat het echt niet zo hoeft te zijn. Je ziet wel dat deze film iets losmaakt, maar of het echt iets gaat veranderen? Volgend jaar zijn er verkiezingen op het eiland en ik hoop echt dat politieke partijen dan eindelijk eens aandacht gaan besteden aan racisme. Curaçao heeft het CERD verdrag van de VN, dat racisme en andere vormen van discriminatie bestrijdt, vijftig jaar geleden ondertekend, dus zou dat wel eens op de politieke agenda mogen, lijkt me.

SdW: We hebben de documentaire nu zo’n veertig keer vertoond op het eiland. Wat je merkt is dat mensen graag willen praten, hun ervaringen delen met de rest van de zaal, en dat de film hen de mogelijkheid biedt om hun ervaringen met racisme en discriminatie te verwoorden. Dat is volgens mij de sleutel: veel praten om bewustwording te kweken. Misschien dat deze film als voorbeeld kan dienen voor andere filmmakers of kunstenaars, dat er meer mensen komen om dit onderwerp uit de taboesfeer te halen.


Er draaien twee films uit Curaçao op het World Cinema Amsterdam-festival: SOMBRA DI KOLÓ en SENSEI REDENSHON. Een grote verfilming van de Antilliaanse roman Dubbelspel is aangekondigd. Zien jullie het begin van een filmindustrie op het eiland?

SdW: Toen ik een paar jaar geleden in Nederland studeerde, waren er op Curaçao maar twee of drie serieuze filmmakers. Dat worden er steeds meer, ook op Bonaire en Aruba. Om een kleine greep te geven uit het aanbod van de afgelopen jaren: BOYS OF SUMER (2010), TULA: THE REVOLT (2013), SENSEI REDENSHON (2013), en SOLO I PLAYANAN (2010) van Sharelly Emmanuelson die nu ook bezig is met een documentaire over carnaval op Aruba. Allemaal films van een hoge kwaliteit. En de aankomende Dubbelspel-verfilming wordt geregisseerd door Spike Lee’s voormalige cameraman Ernest Dickerson. Een grote internationale naam, natuurlijk.

AR: Die trouwens al in de jaren tachtig met filmmakers Norman de Palm en Felix de Rooy werkte aan de Curaçaose filmklassiekers DESIREE (1984), ALMACITA DI DESOLATA (1986) en AVA EN GABRIEL (1990).


Zien jullie jezelf in de traditie van die films? Wim Verstappens DAKOTA, John Leerdam, Felix de Rooy?

AR: Het niveau van Felix als regisseur en producent Norman de Palm is natuurlijk uitzonderlijk hoog. Dat doe je niet even na. Die drie films zijn gewoon van wereldniveau en daar durf ik onszelf niet mee te vergelijken. Aan de andere kant ben ik gewoon wel heel trots dat SOMBRA DI KOLÓ inmiddels ook internationaal al op enkele festivals, conferenties en universiteiten heeft gedraaid. Als je je voorstelt dat ik in eerste instantie alleen maar een première had gepland en met een beetje geluk een of twee vertoningen – dan heeft de film zichzelf in ieder geval bewezen. Felix en Norman zijn trouwens wel nauw betrokken geweest als adviseurs. Dat was een hele eer, om die twee als een soort godfathers aan onze zijde te hebben.

SdW: SOMBRA DI KOLÓ is niet de meest ‘sexy’ gedraaide film, met grootse camerabewegingen of dollyshots. Het is een intellectuele film, heel anders dan wat Felix en Norman destijds deden. Daarnaast hebben zij zoveel andere dingen gedaan: theaterstukken, talloze kunstperformances, tentoonstellingen. Felix is dichter en beeldend kunstenaar, Norman is schrijver en hij startte maar liefst twee theaters – Cosmic Illusion in Amsterdam, samen met Felix, en Teatro Luna Blou op Curaçao. Wij hebben één film gemaakt, en dat is natuurlijk niet genoeg om jezelf in hun verlengde te plaatsen. Laten we hopen dat dit eerste stap is.


Guus Schulting (Amsterdam, augustus, 2015)