Interview Bruno Dumont

De Franse filmmaker en filosoof Bruno Dumont (1958) werd bekend door zijn intense en mystieke films die bevolkt worden door mensen uit het Noord-Vlaamse deel van Frankrijk. Het rauwe landschap weerspiegelt het karakter van de personages. Zijn eerste film was LA VIE DE JESUS (1997). Andere films van hem zijn HADEWIJCH (2009) en L'HUMANITÉ (1999). Zijn nieuwste heet CAMILLE CLAUDEL 1915, met actrice en kunstenares Juliette Binoche in de titelrol.

In dit drama zien we ex-beeldhouwster Camille Claudel in een kloosterachtige inrichting tussen mensen met een verstandelijke beperking. Claudel was dertien jaar lang de leerlinge en minnares van Auguste Rodin, tot ze gek verklaard werd en door haar familie in een gesticht werd gestopt, waar ze enkele tientallen jaren wegkwijnde. We zien haar eenzaamheid, angst en verlangen om weer vrij te zijn. We spreken Bruno Dumont in Amsterdam.

 

In CAMILLE CLAUDEL 1915 spelen mensen met een geestelijke en soms lichamelijke handicap. Ze zijn overduidelijk geen acteurs. Waarom koos u hiervoor?

In de brieven van Camille Claudel, die ik als uitgangspunt nam voor deze film, klaagt zij over de manier van leven in de inrichting. Vooral over het lawaai en de gekke gezichten die de patiënten trekken. Ik wilde geen acteurs die deden alsof ze geestelijke problemen hebben. Ik heb nauwkeurig overlegd met de artsen van de patiënten om te kijken of dit kon. Het was erg moeilijk en ingewikkeld om de toestemming te krijgen van de patiënten, de ouders en het ziekenhuis. Uiteindelijk is het gelukt.

Hoe was dat voor Juliette Binoche?

[Dumont trekt zijn schouders op en kijkt me aan met een gezicht van: dat moet je haar vragen] In de eerste plaats heeft Juliette Binoche mij benaderd om met mij te werken. Zij accepteerde alles: geen uitgeschreven dialogen, geen make-up, een naaktscène. Ik koos er bewust voor haar de rol van Camille Claudel te geven, omdat Binoche zelf ook een beeldend kunstenaar is. Ik was vooral op het deel van haar gericht dat niet acteerde. Zodra zij dat wel deed, zei ik stop. Af en toe hadden wij wel een verschil van mening, maar de samenwerking was erg goed. Camille Claudel is ongeveer even oud als Juliette Binoche (49, JM) nu in de film, daarom koos ik het jaar 1915. Juliette bracht ruime tijd door met de patiënten, voordat we gingen draaien.

Waarom werkt U het liefste met echte mensen en geen professionele acteurs?

Ik geloof niet zo in de mogelijkheid acteurs te regisseren. Ik ben ook wat sceptisch over de mogelijkheden van een acteur. Voor dezelfde reden dat ik draai in echte bossen en daar echte bomen film, werk ik liever met echte mensen. Vaak zijn acteurs wat voorgeprogrammeerd. Door niet professionele acteurs te vragen neem ik een risico. Maar dat is het waard. De filmindustrie houdt niet zo van risico's. Ik val niet binnen de economie van de filmindustrie, maar dat geeft mij ook de vrijheid films te maken op mijn eigen manier.

Zijn acteurs dan niet echt?

Zij hebben een groot talent om te spelen, maar van binnen zijn ze vaak leeg. Een voorbeeld: ik heb een lange tijd nodig om een acteur uit te leggen hoe hij een monnik speelt. Het is beter een echte monnik te vragen.

U bent geboeid door de mystiek die voorbij het intellect gaat. Wat boeit u in mystiek?

Ik heb een achtergrond als filosoof. De mystiek is daarin een natuurlijke stroming. Cinema is een geschikt medium daarvoor, al is zij pas 120 jaar oud en staat ze daarom nog in de kinderschoenen. Er is nog veel werk te doen om de mystiek in de cinema te integreren. Er bestaat een hele traditie van cineasten die geïnteresseerd zijn in spiritualiteit. Filmmakers als Dreyer, Tarkovski, Bresson, Bergman en Kieslowski, om er enkele te noemen. Ik ben ook een kind in die traditie.

De personages in uw films hebben vaak open en onschuldige gezichten, zoals Emmanuel Schotté in L'HUMANITÉ en nu Juliette Binoche in CAMILLE CLAUDEL. Waarom is casting zo belangrijk?

De personages hebben wel iets gemeenschappelijk. Zij zijn allen menselijk, simpel, kwetsbaar en ontroerend. Het is denk ik een mix van casting en een keuze voor iemand die enigszins fotogeniek is. De casting is erg belangrijk, ik neem daar veel tijd voor om het juiste karakter te vinden.

Veel van uw films gaan over mysteries en mystieke ervaringen zoals L'HUMANITE, HADEWIJCH en CAMILLE CLAUDEL. Ik las dat u zelf geen gelovige bent. Dat lijkt een paradox?

Gelovig waarin, in God? Ik geloof wel degelijk in het mystieke, maar ik geloof niet in de presentatie van de geopenbaarde God. Ik geloof meer in het mystieke in de kunst. Ik hoop dat de mystiek ook snel gaat emanciperen van religie naar kunst. Ik geloof zeker dat mensen spiritualiteit nodig hebben, maar kunst wordt vaak geëxploiteerd op een commerciële manier. Ik maak geen films om veel geld te verdienen, maar om mij uit te kunnen drukken. Geld maakt corrupt.

Uw films zijn intens en substantieel en worden gekenmerkt door een zekere ‘tristesse'. Een film is vaak een afspiegeling van zijn maker. Geldt dat voor u ook?

 

Ik houd van de tragedie. Die melancholie klopt wel, maar ik ben ook een optimist. In mijn films probeer ik zo diep mogelijk te graven. Als je diep graaft, valt er vaak ook niet zo veel te lachen. Komedie en tragedie staan dichtbij elkaar, de extremen ontmoeten elkaar. PETIT QUINQUIN, mijn volgende film, is komischer van toon. Het gaat het over goed en kwaad in een klein dorp in het noorden van Frankrijk. Het is een dramaserie van vier delen. Een policier, maar dat genre heb ik wat opgerekt, het is nogal extravagant.

 

Jaap Mees (Amsterdam, 2013).

Met dank aan de tolk Philippa Burton.