Interview Dick Maas

Regisseur Dick Maas (1951) ontvangt op het 26ste IMAGINE filmfestival van de fantastische film de Career Achievement Award, de jaarlijkse oeuvreprijs. Na Paul Verhoeven in 2002 is hij de tweede Nederlander die deze eervolle prijs in ontvangst mag nemen. En hij bevindt zich daarmee in goed gezelschap, want de afgelopen jaren ging de oeuvreprijs naar Roger Corman, Terry Gilliam en Tim Burton. Sinds zijn prijswinnende lange speelfilmdebuut DE LIFT uit 1983 heeft Dick Maas zich met horrorfilms, thrillers en comedy's de meest succesvolle Nederlandse genrefilmer getoond. FLODDER trok 2,3 miljoen bezoekers en staat daarmee op de zesde plaats van de best bezochte Nederlandse films aller tijden. Deel twee, FLODDER IN AMERIKA, volgt met 1,5 miljoen op de elfde plaats. Eind jaren negentig liet het geluk hem even in de steek toen zowel DO NOT DISTURB als DOWN dure kassaflops bleken.

Behalve lange speelfilms regisseerde Dick Maas ook videoclips, waaronder WHEN THE LADY SMILES van Golden Earring en korte films zoals LONG DISTANCE voor NPS Kort!. Behalve de regievoering is Maas verantwoordelijk voor het script, de productie en de muziek van bijna al zijn films. Tevens startte hij samen met Laurens Geels in 1984 het filmproductiebedrijf First Floor Features. Zij produceerden naast het werk van Dick Maas nog films als ABEL, WINGS OF FAME, DE NOORDELINGEN en KARAKTER. Wegens tegenvallende recettes, een door henzelf voor 4,5 miljoen euro gebouwde, maar onrendabele filmstudio in Almere en mismanagement van Laurens Geels ging First Floor Features in 2004 failliet.

Ondanks dat de films van Dick Maas miljoenen bezoekers opleverden, kost het de regisseur nog altijd veel moeite om zijn speelfilms ondersteund te krijgen door het Nederlands Fonds voor de Film, een euvel waar hij zich publiekelijk vaak over uit laat. Zo weigerden Maas en zijn producent Tom de Mol vorig jaar hun Stimulans Voor Succes Prijs ter hoogte van 75.000 euro uit handen van het Filmfonds te komen ophalen uit onvrede over hun beleid. De filmmaker is van mening dat iemand met zijn staat van dienst niet zou moeten bedelen of keer op keer een script moet herschrijven naar de smaak van de dienstdoende intendant. Toch staat Maas na zijn succesvolle MOORDWIJVEN uit 2007 sinds enkele weken al weer op de set van zijn nieuwste productie, de horrorfilm SINT met Huub Stapel als bloeddorstige goedheiligman.


The Cult Corner sprak Dick Maas op de tweede dag van het 26ste IMAGINE filmfestival in het Amsterdamse filmtheater Kriterion.


Gefeliciteerd met je oeuvreprijs. Trots?

Ja, dit festival voor de fantastische film is bij uitstek een plek waar mensen komen die mijn films goed vinden. Hier loopt echt het publiek rond waar ik mijn films voor maak, dus wat dat betreft past mijn werk heel goed op dit festival.

 

Met inmiddels acht genrefilms geld jij nog altijd als een buitenbeentje. Een van jouw kritiekpunten op de Nederlandse cinema is dat er te veel 'vage sfeerfilms' worden gemaakt.

Er worden in Nederland enorm veel films gemaakt over personages die op zoek zijn naar zichzelf en allerlei problemen aan het verwerken zijn. Bij dat soort films kun je nooit meten of iets werkt of niet. Je kunt er dan achteraf altijd een verhaal van maken dat mensen de film dan niet hebben begrepen, zodat je als filmmaker nooit keihard wordt afgerekend.

 

Voel jij je bij veel van je werk dan zo afgerekend?

Nou ja, op genrefilms kun je per definitie heel gemakkelijk worden afgerekend. Kijk maar naar een comedy; als je in de zaal geen gelach hoort, dan is 'ie mislukt. En als bij een thriller niemand bang is dan is er ook iets niet goed gegaan. Ik maak films die een bepaald effect beogen en dat is bijna meetbaar in de zaal, dus daar kun je ook op worden afgerekend. En dat ben ik een aantal keer in de afgelopen jaren.

 

Je hebt met de Amerikaanse regisseur John Carpenter gemeen dat je -sinds DE LIFT- in je films een wat cartooneske, wrang universum creëert waarbinnen allerlei bizarre dingen kunnen gebeuren. Je neemt daarmee het risico dat het publiek de vorm niet accepteert.

Kijk, ik heb zo'n film in mijn hoofd en ik maak 'm precies zoals ik 'm in mijn hoofd hebt. De ene keer lukt het en bij een film als DOWN is het niet helemaal gelukt. Ik zit daar nog steeds over te twijfelen waarom dat nou niet gelukt is. Maar het is heel duidelijk wat ik wil zien op dat doek en ik doe gewoon wat ik zelf leuk vind.

 

Je vertelde net aan het publiek dat je het script voor de korte film LONG DISTANCE uit 2003 in een middag hebt geschreven. Schrijf je echt zo snel?

Dat script heb ik inderdaad in een middag geschreven. Maar in het algemeen hou ik er gewoon niet van om een script eindeloos te herschrijven. Gewoon één versie en dat is 'm dan. Hooguit pas ik nog wat details aan. Maar tijdens het schrijven weet ik vaak alleen een ruwe structuur en heb ik eigenlijk geen idee waar ik precies naar toe schrijf.

 

Maar als het Nederlands Fonds voor de Film een tweede versie van je verlangt?

Dat weiger ik altijd. Bij het Filmfonds zeggen ze standaard dat je script nog 'een slag' moet hebben, maar dat doe ik nooit. 't Moet helemaal geen slag hebben.

 

Sleutel je eenmaal op de set ook nooit meer aan scènes?

Nee, ik ben altijd erg goed voorbereid. Alles ligt voorafgaand aan de shoot vast in storyboards. En dat moet ook wel in Nederland, want je moet door de lage budgetten zo effectief mogelijk met je tijd omgaan. Voor SINT hebben we eigenlijk acht miljoen euro nodig, maar we moeten de film voor vier maken. Dus je moet dan precies weten wat en hoe je draait.

 

En hoeveel draaidagen heb je voor SINT?

We hebben weliswaar vijfenveertig draaidagen, maar daar gaan er tientallen op aan visual effects, aan stunts en gedoe. Dus als je dat niet heel nauwkeurig plant, dan ga je zo over het budget.

 

Laten we bij het begin beginnen. Je afstudeerfilm ADELBERT uit 1977 gaat over een man die zelfmoord wil plegen, maar daarin steeds faalt. De film valt op door zijn morbide karakter en door de gedurfde no-nonsense stijl.

Ik weet niet of je de Filmacademiefilms uit die periode een beetje kent, maar daar zat ook een behoorlijk aantal vage sfeerfilms tussen. Met personages die alleen maar zitten te neuzelen terwijl ik ook toen al gewoon een verhaal wil vertellen. En ik wilde het er een beetje Amerikaans te laten uitzien om het uit dat Hollandse te halen. Ik heb geprobeerd een SUPERFLY-sfeer neerzetten terwijl op de academie iedereen neuzelfilms maakte.

 

Was het niet lastig om ADELBERT te maken in die cultuur?

Voor zover ik weet heb ik geen weerstand gekregen. Maar ik had in de jaren daarvoor natuurlijk wel een bepaalde positie verworven op de academie. Wat ik wel flauw vond, was dat ik eigenlijk een lange speelfilm wilde inleveren als afstudeerfilm. Ik had het script al klaar voor een zeventig minuten durende film, ik had de financiering voor een gedeelte geregeld, maar dat mocht niet van de Filmacademie. Ik denk dus dat ze vooral blij waren dat ik een korte film ging maken.

 

Na ADELBERT kwam je succesvolle entree in de filmwereld met DE LIFT. Denk je nu terug aan die opnames met een gevoel van nostalgie of herinner je je vooral aan het gebrek aan budget en draaidagen?

Aan DE LIFT mankeert een hoop wat dat betreft. Het decor hangt met wat touwtjes aan elkaar en het had allemaal wat meer gelikt mogen zijn. Maar we hadden helemaal geen stuntmensen; we trokken de acteurs zelf omhoog en omlaag in de liftschacht. Dat zou niet eens meer mogen tegenwoordig, want dan krijg je de acteurs niet meer verzekerd. Je wist toen natuurlijk ook niet beter. We draaiden zelfs zonder opnameleider en stonden met tien, vijftien man op de set terwijl er nu ruim vijftig staan.

 

Ik vind dat je zo trots als een pauw moet zijn op DE LIFT, want het is een buitengewoon effectief vertelde thriller met een ijzersterke muziekscore van jouw eigen hand.

Ja, dat is misschien de charme dan. Terwijl ik juist al die makken zie. In begin vond ik het ook fantastisch, maar nu ben ik kritischer. Maar misschien is dat ook niet goed. De charme is dat alles snel gedaan moest worden en dat ik alle beslissingen op mijn gevoel heb gedaan. Niet te veel over dingen nadenken, maar gewoon doen. Toch er zijn ook castingdingen waar ik nog steeds niet tevreden over ben en waar ik ook vreselijke ruzies met producent Matthijs van Heijningen over heb gehad. Maar ondanks die makken is het toch wel een erg effectieve film geworden.

 

Na DE LIFT volgde kassakraker FLODDER. Voelde je in die tijd druk om steeds opnieuw zulke bezoekersaantallen te halen?

Nee, druk voel ik nooit. Ik schrijf gewoon wat ik zelf wil zien. Maar ik baal er wel van als er minder bezoekers komen dan ik van tevoren inschat. Het zat mij bijvoorbeeld wel dwars dat het niet lukte om meer mensen naar FLODDER 3 te krijgen. Naar FLODDER 2 gingen anderhalf miljoen mensen en bij deel drie nog maar vijfhonderdduizend. De rek was er misschien een beetje uit. Ik schreef gewoon in de Floddertraditie door, maar wellicht viel ik te veel in herhaling.

 

Voor de op de internationale markt gerichte DOWN en DO NOT DISTURB had je een hoog budget. Gaf dat meer artistieke vrijheid?

Nou, voor DOWN had ik officieel een budget van vijftien miljoen, maar dat is er nooit aan uitgegeven. In die hele constructie van First Floor is er veel weggesluisd, want er zaten door films als KARAKTER zo veel gaten die gedicht moesten worden, dat ik achteraf niet eens weet hoeveel DOWN echt heeft gekost. Daarnaast gaat zo'n budget snel op, omdat we bijvoorbeeld een hele werkende liftschacht hebben gebouwd met liften die op-en-neer gingen en dat kostte al bijna een miljoen. Kijk, we konden natuurlijk in New York heel Fifth Avenue afzetten, dus dat geeft natuurlijk wel wat vrijheid. Vandaag de dag moet je tijdens het draaien de hele tijd nadenken of het wel betaalbaar is en dat is natuurlijk geen prettige manier van werken.

 

Het thema Sinterklaas leent zich normaal gesproken meer voor een kinderfilm, maar jij maakt er een horrorfilm van. Een lastige schrijfklus?

Het was lastig om de juiste structuur te vinden. Om het onderwerp in een vorm te gieten dat het geen comedy werd, dat het mooi rond werd maar wel met een open einde vol suspense, dat is waar ik jaren mee bezig ben geweest. Van SINT heb ik dus wel vele versies geschreven. Zo was er een versie die er om draaide dat als je een Sinterklaasversje achteruit speelde, je de slechte Sint zou oproepen.

 

Hoe eng gaat SINT worden?

Ik hoop behoorlijk eng. Er zit veel suspense in en een paar goede schockeffecten. Of dat lukt is natuurlijk maar de vraag en als het niet lukt word ik er weer op afgerekend. Maar het wordt geen comedy of een horrorfilm met een knipoog. Het is serieuze suspensefilm met een paar grapjes. Eigenlijk precies zoals DE LIFT.

 

Wat is je volgende project?

Ik wil na SINT de wat kleinere film DE REKENING gaan maken. Dat zit zonder veel actie en sensatie, dus daar verwacht ik geen enorme bezoekersaantallen van. Maar als er tweehonderdduizend man komt plus goede waarderingen dan ben ik al lang blij.

 

Ronald Simons (Amsterdam, april 2010). 

Foto: ANP/Ed Oudenaarden