Interview Jan Bosdriesz

De documentaire ZWARTE OGEN is het persoonlijke verslag van een zoektocht die regisseur Jan Bosdriesz dwars door het Oost-Europa van de jaren dertig en veertig voert. Op zoek naar het ware verhaal achter de mysterieuze Russische zanger Pjotr Leshchenko ontrafelt Bosdriesz echter meer dan waar hij op rekende, want tot zijn verbazing stuit hij op een belangrijk, verborgen deel van zijn eigen wonderlijke familiegeschiedenis.

Jan Bosdriesz begon zijn carrière als editor bij de animatiestudio van Joop Geesink. Na de Filmacademie monteerde hij films van Paul Verhoeven, Hugo Claus, Adriaan Ditvoorst en Jos Stelling, waarna hij in dienst trad bij de NOS/NPS. In 1991 regisseerde Bosdriesz de speelfilm DE PROVINCIE met Pierre Bokma en Gijs Scholten van Aschat. In zijn nieuwste film onderzoekt hij het leven van Pjotr Leshchenko (1898-1954), ooit de koning van de Russische tango, die zijn populariteit dankte aan zijn a-politieke teksten. Hij zong niet over het leger, het socialisme of het vaderland, maar over de liefde en het leven.

Jan Bosdriesz spoorde mensen op uit Leshchenkos naaste omgeving en plaatst zijn verhaal in het kader van het Oost-Europa van de jaren dertig en veertig. De documentaire wordt meer dan een kunstenaarsportret wanneer Bosdriesz op nieuwe feiten stuit over zijn familie. Zijn biologische vader was net als Leshchenko een zwervende muzikant, maar de naam Bosdriesz dankt hij aan een idealistische man die in de Tweede Wereldoorlog werd opgepakt en stierf in een Duits kamp. Een lot dat ook Leshchenko te wachten stond, maar dan in een Roemeens strafkamp.


U heeft vele historische films gemaakt over bijvoorbeeld Nederlands-Indië, Dick Bos en Ludwig II. De fascinatie voor Leshchenko dankt u aan de 78-toeren platen van uw biologische vader Evert Spaans. In hoeverre heeft uw fascinatie voor het verleden te maken heeft met uw eigen familieverhaal?

Mijn fascinatie voor het verleden komt vooral voort uit de vele verhalen die mijn moeder ons altijd vertelde over vroeger. Ze was een echte verhalenvertelster, die met haar anekdotes de kiem heeft gelegd voor mijn passie voor geschiedenis. Daarnaast las ik als kind altijd al met plezier boeken waarin de Nederlandse geschiedenis werd beschreven.


Maar als klein kind moet u toch vaak hebben gefantaseerd over uw twee vaders? En ik kan mij voorstellen dat u op latere leeftijd die zwarte gaten graag wilde opvullen met feiten.

Natuurlijk fantaseerde ik vaker over de avonturen die mijn vader in Spanje maakte als muzikant, waar hij leefde van wat hij verdiende met zijn gitaar. Dat was voor mij een soort sprookjesland, een paradijs. Maar over Jan Bosdriesz sr., de eerste man van mijn moeder en vader van mijn zussen, werd bijvoorbeeld nooit gesproken, dus die kennis heb ik nooit kunnen krijgen. De Tweede Wereldoorlog heeft mijn familie echt beschadigd en daar werd vroeger dan ook geen woord teveel over gezegd.


In de tweede helft van de film verschuift de focus langzaam naar het verhaal van Jan Bosdriesz sr. waarbij uw zussen vrij openhartig vertellen over de tijd dat hij werd opgepakt en gedeporteerd. Was het pijnlijk om dit op te rakelen?

Ik ben het wel gewend om zeer persoonlijke documentaires te maken en heb daar tijdens de voorbereidingen en gedurende het daadwerkelijke filmen dus geen moeite mee gehad, en ook bij mijn beide zussen viel de aanwezigheid van de camera betrekkelijk snel weg. Gelukkig werkte ik met een kleine crew, zodat het niet moeilijk was om de intimiteit te creëren die je voor het vertellen zo'n verhaal nodig hebt.


De analogie tussen Evert Spaans en Pjotr Leshchenko is fascinerend. Beiden worden omschreven als zwerver en straatmuzikant. In hoeverre zag u deze overeenkomst voor u aan ZWARTE OGEN begon?

Die overeenkomst tussen mijn biologische vader en Pjotr Leshchenko zag ik niet van tevoren aankomen. Ik wist natuurlijk wel dat Evert als muzikant zwierf door Europa, maar over Leshchenko wist ik eigenlijk niets. En tijdens zo'n productieproces vang je met een vlindernetje allemaal feitjes op, waarvan je pas in de montage een verhaal met een dramatische opbouw maakt. Zo ontstond er pas later het besef dat er wel een gelijkenis was tussen die twee. Ik was er overigens wel blij mee dat ik van te voren niets kon uitstippelen, want ik geloof er heilig in dat je bij een documentaire niet alles vooraf moet plannen, want dan loop je het risico om met een hele steriele film te eindigen.


Jan Bosdriesz sr. en Leshchenko delen minder overeenkomsten: Jan was zeer kritisch en idealistisch, terwijl Leshchenko zich weinig bemoeide met de politiek.

De enige duidelijke overeenkomst tussen Jan en Leshchenko is dat ze allebei in het kamp zijn omgekomen, alhoewel ze aan verschillende kanten zaten: Jan in een Duits kamp en Leshchenko in een Roemeens kamp. Waar Jan een diep gelovige idealist was, liep Leshchenko als een opportunist achter het succes en de vrouwen aan.


Uw zussen vertellen in de film met een mengeling van verwondering en onbegrip over dat idealisme van hun vader Jan.

Mijn zussen verbazen zich het meeste over de dagen na hun vaders arrestatie in Amsterdam in 1942. Onze buurman, een psychiater, had namelijk de plot bedacht dat Jan een acute aanval van zijn schildklier zou kunnen veinzen, een kwaal waar Jan ooit last van had gehad. De kans was dan aanzienlijk dat hij naar een inrichting overgeplaatst zou worden, waardoor hij niet in het Amersfoortse kamp terecht zou komen. Het briefje waarin hem dat werd uitgelegd werd hem in roggebrood via een cipier toegesmokkeld. "Stuur maar geen roggebrood meer" stond er in zijn volgende brief. Jan veinsde dus niets en verspeelde daarmee zijn enige kans, waarna hij willens en wetens zijn eigen ongeluk tegemoet ging.


Tijdens de research werd u steeds opnieuw geconfronteerd met het wat naïeve opportunisme van Leshchenko. Steekt u dat dan in vergelijking met een heroïsch verhaal als dat van Bosdriesz sr.?

Ach, Leshchenko was gewoon een volksjongen die als danser en zanger werkte en alles aanpakte om zijn brood mee te verdienen. Dat is een soort opportunisme dat ik wel begrijp. En wat hij zelf vond van het politieke klimaat tijdens de Tweede Wereldoorlog? Daar is gewoonweg niet achter te komen. Tijdens mijn gesprekken in Oost-Europa heb ik verschillende verhalen gehoord, waaronder berichten dat hij Joodse mensen hielp of juist afperste, maar geen van die verhalen valt te verifiëren.


Maar Leshchenko moest toch hebben geweten dat er in Odessa duizenden Joden werden vermoord en gedeporteerd terwijl hij er zijn grootste successen vierde?

Tijdens zijn verblijf in het door Duitsers bezette Odessa stonden er inderdaad steevast lange rijen voor de theaters waar hij optrad terwijl er ook gruweldaden tegen de Joodse bewoners plaatsvonden. Vreemd genoeg leefden de Russische inwoners van die stad juist enorm op tijdens de Duitse bezetting. En dat terwijl Odessa van oudsher een plaats is waar altijd veel Joden hebben gewoond. Maar of de Russen zich druk maakten dat er op de hoek van de straat Joden werden opgehangen? Zoals een inwoner in de film zegt: het viel ze niet eens op. Ze hadden het te druk met feesten.


U bent begonnen als editor bij Joop Geesink, doorliep de Nederlandse Filmacademie en werkte aan lange speelfilms van Adriaan Ditvoorst, Paul Verhoeven en Jos Stelling. Drie regisseurs met compleet andere opvattingen over het vertellen van een verhaal. Hoe hebben zij uw regiecarrière beïnvloed?

Ongetwijfeld ben ik beïnvloed door alle regisseurs waarvoor ik de montage deed, waaronder ook Hugo Claus voor wie ik DE VIJANDEN monteerde in 1968. In die tijd kon de filmmontage onder invloed van Godard niet fragmentarisch genoeg zijn, terwijl wij allemaal gewoon een mooi verhaal wilden vertellen.


Voor Paul Verhoeven heeft u de televisieserie Floris en de speelfilms WAT ZIEN IK? en TURKS FRUIT gemonteerd. Hoe belangrijk was die samenwerking?

Als Paul er niet was geweest, was ik opgehouden met film. Zo belangrijk was die samenwerking voor mij. Je moet je voorstellen dat de Nederlandse filmwereld in 1968 op zijn gat lag en er buitengewoon weinig werd geproduceerd. Ik had na mijn films met Ditvoorst en Claus geen zin om de rest van mijn leven dingen voor televisie te doen die ik helemaal niet leuk vond. Ik wilde gewoon speelfilms monteren, want dat was mijn vak.


En toen kwam Floris op uw pad. Wat kenmerkte de werkwijze van Verhoeven?

Tijdens Floris zag ik een regisseur die wist wat hij wilde, er plezier in had én ook niet te beroerd was om zijn medewerkers artistieke vrijheid te geven als hij je vertrouwde. Die twaalf afleveringen hebben er echt voor gezorgd dat ik in dit vak ben gebleven. Paul leerde mij ook om onbevooroordeeld naar andere, veelal Amerikaanse, films te kijken, waarbij hij heel nadrukkelijk naar de découpage keek. Hij is een regisseur die toen al de technische interesse had, die veel andere regisseurs ontbeerden.


Wat valt u het meeste op als u de situatie in Nederland vergelijkt tussen 1968 en nu, veertig jaar later?

Vooral die grote aandacht voor het technische aspect van het vak. Ik kijk met name naar documentaires, en daar valt mij altijd op hoe enorm mooi de films tegenwoordig worden geproduceerd met zeer gedetailleerde aandacht voor licht, geluid en montage. Wat stijlen betreft ben ik niet eenkennig en geniet ik zowel van meer persoonlijke documentaires als die van Heddy Honigmann als de wat gestileerde films zoals de documentaire van Jeroen Berkvens over Jimmy Rosenberg.


In 1991 verfilmde u DE PROVINCIE van Jan Brokken, een portret van het verlangen naar de ongecompliceerde jeugd, het besef van ouder worden en het noodlot. Hoe ontstond het idee voor een verfilming van juist deze roman?

Ik liep rond met een idee om een film te maken over Anton van der Waals, de grootste Nederlandse landverrader tijdens de Tweede Wereldoorlog, die infiltreerde in verzetsgroepen en ze vervolgens liet oppakken door de Duitse Sicherheits Dienst. Toen ik dit idee besprak met Frans Rasker (producent van onder meer PASTORALE 1943 en DE PROOI, R.S.), gaf hij mij het boek De Provincie van Jan Brokken. En het verhaal sprak mij meteen aan. Nog steeds voelt die film als een van de meest persoonlijke dingen die ik in mijn carrière heb gedaan.


Heeft u sindsdien plannen gehad voor een nieuwe lange speelfilm?

Vlak na DE PROVINCIE begon ik aan de voorbereiding van een televisiefilm, die helaas niet door kon gaan vanwege een rechtenkwestie. Met Jan Brokken ben ik toen gaan schrijven aan een scenario, waar echter geen interesse voor was bij producenten. Mijn passie blijft de documentaire, dus wat dat betreft ben ik niet echt bezig met fictiefilms. Al vond ik het bij DE PROVINCIE wel erg prettig om gezamenlijk een film te maken. Dat je met een team iets voorbereidt, repeteert en opneemt, en dat er bij een specifieke take alles samenvalt, dat iedereen weet dat het zo perfect is.

 

(Ronald Simons, Amsterdam 2008)