Interview Noah Baumbach

Ondanks dat regisseur Noah Baumbach (1969) in eerste instantie vooral bekend was als de scenarist van Wes Anderson (THE LIFE AQUATIC WITH STEVE ZISSOU, FANTASTIC MR. FOX), is hij de laatste jaren uitgegroeid tot een van de belangrijkste indiefilmers van het moment. Terecht, want sinds zijn regiedebuut KICKING AND SCREAMING (1995) maakt de New Yorker intelligente films over excentrieke buitenstaanders. Scherpe menselijke portretten, maar wel met humor en sympathie. Neem de deels autobiografische zwarte-komedie THE SQUID AND THE WHALE (2005), waarin Jesse Eisenberg te kampen heeft de scheiding van zijn intellectuele ouders, of het midlifecrisisdrama GREENBERG (2010) met Ben Stiller in de hoofdrol.

In zijn nieuwste, WHILE WE’RE YOUNG, gaat Baumbach verder in de richting die hij met FRANCES HA succesvol was ingeslagen: het portretteren van New Yorkse twintigers en hun hipstercultuur. Ditmaal echter gezien vanuit het perspectief van twee buitenstaanders: de principiële documentairemaker Josh (Ben Stiller) en zijn vrouw Cornelia (Naomi Watts), allebei in de veertig, die met de hippe twintigers Jamie (Adam Driver) en zijn vriendin Darby (Amanda Seyfried) een onverwachte vriendschap aangaan. The Cult Corner sprak met Baumbach aan de vooravond van de Nederlandse release en het daarbij horende retrospectief dat EYE in de maand augustus aan zijn werk wijdt.

 

In WHILE WE’RE YOUNG kijken we door de ogen van veertigers naar de jeugdige hipstercultuur. Dat levert veel komische momenten op. Hoe kijkt u zelf tegen die cultuur?

Ondanks dat er inderdaad veel te lachen valt, was mijn intentie niet alleen komisch. Ik hoop dat uit de film ook duidelijk wordt dat ik juist veel sympathie heb voor die cultuur. De blik van Josh en Cornelia is die van de buitenstaander. Josh bijvoorbeeld vindt het in eerste instantie onvoorstelbaar dat er jonge mensen zijn die nog videobanden kijken of hun eigen ijs maken. Hij vindt dat grappig, maar raakt er ook door gefascineerd. Het leek me leuk om te zien hoe ver Josh mee zou gaan in die wereld. Het is overigens interessant dat WHILE WE’RE YOUNG heel tegenovergestelde reacties uitlokt: sommige kijkers vragen me waarom ik toch hipsters haat, terwijl anderen het juist verfrissend vinden dat er nu eens niet zo negatief over de hipstercultuur gedaan wordt. Beide reacties worden door de film gelegitimeerd, vind ik.

 

Toch lijkt u aan de hand van het contrast tussen veertigers en twintigers ook iets over die generatiekloof te willen zeggen.

Het klinkt misschien gek, maar ik was niet eens zo geïnteresseerd in de generatiekloof tussen die twee. Het is eerder zo dat we er tegenwoordig op zo’n manier naar kunnen kijken. Neem bijvoorbeeld een film als ALL ABOUT EVE (1950), of Ibsens toneelstuk The Master Builder waarvan ik een quote heb gebruikt om de film mee te openen, daarin spelen soortgelijke problemen als in WHILE WE’RE YOUNG. Toch zal je bij ALL ABOUT EVE niet zo gauw over een generatiekloof spreken – daar was toen simpelweg nog geen concept voor. Zelf zie ik Josh en Jamie, of Caroline en Darby, dus niet per se als symbolen van hun respectievelijke generaties. Het zijn gewoon interessante karakters die volop in het leven staan en dat betekent tegenwoordig nu eenmaal dat je je op een bepaalde manier aanpast aan de levensstijl van je omgeving.

 

Hoe bent u als filmmaker door de jaren heen veranderd?

Ik was 24 jaar toen ik mijn regiedebuut KICKING AND SCREAMING draaide. Het maken van een film had daarvoor altijd zo ver weg geleken - iets wat ‘oude mannen’ deden in Hollywood, niet een of ander gozertje uit Brooklyn. Die hele productie was dus een grote leerschool. Ik herinner me hoe ik elke ingeving in die film wilde proppen. Alles wat me ooit beïnvloed had moest op een of andere manier erin komen en voor elke scene had ik wel negenhonderd ideeën! Wat dat betreft ben ik veel veranderd. Ik ben nu veel zelfverzekerder en durf me vast te houden aan mijn oorspronkelijke visie. Tegenwoordig van weet ik te voren precies wat ik wil doen, met welke acteurs ik wil werken… Dat soort dingen.

 

Geldt dat ook voor de muziek in uw films?

Net als in FRANCES HA lijkt u weer heel precies bepaalde popnummers gekozen te hebben. Toch kies ik ook wel eens nummers omdat ze toevallig op de radio zijn, hoor. Over het algemeen houd ik ervan wanneer popnummers iets onverwachts doen, contrasteren met wat er op het scherm gebeurt. Je als kijker een beetje in verwarring brengen.

 

Ikzelf was vooral verrast om 2pac’s westcoast rapnummer Hit ‘Em Up voorbij te horen komen.

Haha, dat vind ik zo’n geweldig nummer! Dat en Eye of the Tiger waren trouwens de enige twee nummers waarvan ik per se wilde dat ze in de film kwamen. Gewoon omdat ik ze dan tijdens postproductie telkens weer opnieuw kon luisteren.

 

Guus Schulting (Amsterdam, juli 2015)