Godzilla
Het nieuwe Godzilla-monster is groots, bombastisch en lomp. Een imposante verschijning die brult en gromt, en een ongekende vernietiging veroorzaakt. Toch stelt GODZILLA een beetje teleur: een overdonderende film zeker, maar door al dat spektakel gaat de menselijke stem verloren.
En het had zo mooi kunnen worden. Toen bekend werd dat regisseur Gareth Edwards de regie zou voeren, leek er eindelijk weer eens een volwassen Godzilla-film in de maak. Want de Brit kreeg de klus naar aanleiding van zijn met minimale middelen gedraaide regiedebuut MONSTERS (2010), een documentaireachtige monsterfilm die het nu eens niet moest hebben van de duizelingwekkende spektakelstukken, maar waar de spanning voortkwam uit de sterke karakterontwikkeling en het suggestieve camerawerk. Wanneer de monsters in de finale dan eindelijk te voorschijn komen, bleken ze extra indrukwekkend en zorgden voor een ontroerend slot.
Na zo’n minimaal debuut wordt de grote vraag natuurlijk of hij dat MONSTERS-trucje met een groot budget nog eens kan herhalen. En dan ook nog eens werkend in een filmfranchise die een zestigjarige traditie achter zich heeft: van het misantropische origineel uit 1954, dat vooral een reactie op het gebruik van de atoombom was, tot de door de Japanse filmstudio Toho verder geëvolueerde campy Kaiju-films, waarin het rubberen Godzilla-monster steeds vaker met een knipoog werd gepresenteerd.
Om maar met het goede nieuws te beginnen: die traditie kent Edwards goed en hij gaat daar, in tegenstelling tot Roland Emmerichs mislukte GODZILLA uit 1998, respectvol mee om. De film zit vol nucleaire experimenten, arrogante wetenschappers, militaire onmacht en grote steden die alleen maar gebouwd lijken te zijn om verwoest te worden. Het centrale plot draait om een getraumatiseerde wetenschapper (Bryan Cranston) en zijn militaire zoon (Aaron Taylor-Johnson) die in Japan iets ontdekken wat de autoriteiten liever verborgen hielden. En wanneer dat verborgene zich dan eindelijk laat zien, breekt de chaos uit natuurlijk.
Naast zijn respect voor de traditie, is Edwards film ook knap gedraaid. Net als in MONSTERS weet Edwards hoe je zo’n reusachtige beest in beeld moet brengen: door ons te teasen, uit te dagen en op het verkeerde been te zetten; door het monster slechts gedeeltelijk te laten zien, of gereflecteerd in ruiten en spiegels, of het ineens onverwacht te laten opduiken.
Maar ondanks al deze pluspunten, is zijn GODZILLA toch vooral een teleurstelling. Want de huiveringwekkend duistere en serieuze monsterfilm die de eerste teasertrailer een paar maanden geleden deed vermoeden, is het niet geworden. Edwards’ film is serieus van toon, maar weet zich geen raad met de sinds 1954 een beetje cliché geworden rampenfilmconventies: de dikaangezette dramatische close-ups, de hysterisch rennende massa’s, de retro score - allemaal lijken ze niet goed te passen in het serieuze universum dat Edwards voor ogen heeft.
Maar het grootste probleem is toch vooral dat de toeschouwer nergens een menselijke ingang in het verhaal heeft. De personages komen en gaan, en gedragen zich bovendien nogal vaak volgens de wetten van de rampenfilm: geharde militair, rationele wetenschapper, achtergebleven verpleegster - het zijn inwisselbare rollen, in plaats van mensen. En dan kan Edwards’ driedimensionale Godzilla nog zo hard beuken en schreeuwen, wanneer de menselijke personages nergens tot leven komen, laat al dat donderend spektakel je uiteindelijk ook onberoerd.