Doodeind
Vanaf 2006 gaat het al goed met de horrorfilm. Bijna maandelijks gaat er wel een horrorfilm van meestal Amerikaanse of Aziatische makelij in première in de Nederlandse bioscopen. Het zal weinigen ontgaan zijn dat er ook een frisse wind is gaan waaien door de Nederlandse genrefilm. Sinds een aantal jaren hebben (amateur)filmers zich met enthousiasme, vele vrijwilligers en liters nepbloed op de nederhorror gestort. Nog dit jaar krijgen drie vaderlandse horrorfilms een heuse bioscooprelease, waarvan Doodeind nu de eerste is. Op het aankomende Nederlands Film Festival in september zullen vervolgens nog SL8N8 en Horizonica in première gaan, waarmee een goed begin is gemaakt voor een hopelijk lange reeks volwassen polderhorror.
Bloedserieus is het geworden, deze eerste lange speelfilm van Erwin van den Eshof en Nick Jongerius. Ze studeerden beiden in 2003 af aan de Filmacademie om eind 2004 al te beginnen aan hun eerste lange speelfilm. Op basis van een zelfgeschreven verhaal maakten de twee een korte preview om financiers aan te trekken. Vanaf het moment dat ze een productiebedrijf bereid vonden en ook muziekzender TMF steun toezegde, ging het balletje rollen. Twee jaar later zit het werk er op en gaat hun debuut Doodeind draaien in twaalf kopieën. En ze mogen tevreden zijn met het resultaat van deze eerste mediumbudget nederhorror van het jaar, want het is een effectieve griezelfilm over een spookhuis in Schotland geworden.
In een korte proloog zien we hoe in het achttiende-eeuwse Schotland een vrouw levend wordt verbrand terwijl ze haar kind wil redden. Direct daarop dendert een geel busje door het Schotse bos met daarin zeven jeugdvrienden. Het is inmiddels 2005 en de zeven zijn op weg naar hun vakantiebestemming. 's Avonds maken ze in het bos een kampvuurtje en vertellen verhalen over vroeger. Lang duurt de gezelligheid niet, want ze worden plotseling aangevallen door twee agressieve rottweilers. Ze gaan schuilen in een verlaten huis, waar het behoorlijk blijkt te spoken. Een voor een komen ze in contact met de vrouw des huizes, die weinig goeds in de zin heeft.
Het is van meet af aan duidelijk dat de makers geen geinige tienerfilm voor ogen hadden, zoals er de laatste jaren zoveel van zijn gemaakt. Wie wil er bijvoorbeeld nog herinnerd worden aan die mislukte doelgroepfilms Volle Maan of Feestje, waarbij de fout echt niet lag bij de soapsterrencast, maar gewoon bij het infantiele scenario en de slechte regie. Doodeind bewijst dat het ook anders kan. Na een korte introductie van de personages is dit namelijk meteen een volwassen, naargeestige horrorfilm zonder slappe humor of luchtige tussendoortjes. Alhoewel de film echte gore ontbeert zijn de make-up en computereffecten overtuigend. Ook de geluidseffecten en montage doen wonderen, en zijn met name in het eerste uur verantwoordelijk voor enkele prima schrikmomenten.
Als in het laatste gedeelte het verder niet bijster interessante verhaal de overhand krijgt, zakt Doodeind enigszins in. De langdradige ontknoping waarin soapster Alwien Tulner een centrale rol speelt, legt het af tegen de prima opgebouwde spanning daarvoor. Toch doet dat maar weinig af aan de effectiviteit van de horrorfilm waarmee Van den Eshof en Jongerius debuteren. Het is een prima startschot voor de nieuwe generatie nederhorror die net als Doodeind hopelijk gespeend blijft van de meligheid die zoveel Nederlandse films parten speelt.