Duska
De Nederlandse filmwereld heeft veel te danken aan filmmaker Jos Stelling. Als autodidactisch regisseur trad Stelling (Utrecht, 1945) al in 1974 voor het internationale voetlicht met zijn debuutfilm Mariken van Nieumeghen, die werd geselecteerd voor het competitie- programma van het Filmfestival van Cannes. Na deze opmerkelijke vliegende start volgden midden jaren zeventig nog de historische speelfilms Elkerlyc en Rembrandt Fecit 1669. Zijn sporen verdiende Stelling echter pas in de jaren tachtig.
In 1981 was Stelling initiator van de Nederlandse Filmdagen, de voorloper van het huidige Nederlands Film Festival, een evenement waar vorig jaar maar liefst 118.000 bezoekers op af kwamen. Zelf is hij in Utrecht veelvuldig bekroond: een Gouden Kalf (voor De Illusionist en zijn korte film De Wachtkamer), de Cultuurprijs, de Filmprijs van de stad Utrecht en de Speciale Juryprijs vielen hem al ten deel. Ook als filmmaker was dit Stellings decennium: zijn beste films zijn zonder twijfel De Illusionist uit 1984 en De Wisselwachter uit 1986, waarna het wat de lange speelfilm betreft minder goed is gegaan. Zowel De Vliegende Hollander als No Trains No Planes werden matig ontvangen door pers en publiek.
Dit jaar opende het Nederlands Film Festival met zijn nieuwste film, de tragikomedie Duska over de extreem gereserveerde filmcriticus Bob die door tussenkomst van twee uiteenlopende personen wordt geconfronteerd met zijn eigen emotionele en morele armoede. Bob schrijft zogenaamd hard aan een filmscript, maar spendeert feitelijk al zijn uren in het pluche van de bioscoop tegenover zijn appartement. Daar dagdroomt hij van andere levens én van het meisje dat de kaartjes verkoopt. Wachtend, dromend en glurend passeren zo vele dagen en jaren. Bobs leven speelt zich af in zijn hoofd. Een gefilmd leven dat niet echt bestaat.
Op een dag gaat ineens de bel en staat de Rus Duska voor de deur. Ze kennen elkaar vaag van een Russisch filmfestival, maar egoïstisch en onbarmhartig als hij is, werkt Bob Duska zo snel mogelijk uit zijn kamer en zijn leven. De Rus geeft echter niet op en blijft dag na dag wat rondhangen bij Bob. Intussen heeft ook het meisje van de bioscoop zich gemengd in het leven van de criticus. Zijn wereldvreemde, stugge en ronduit vervelende karakter geeft zich dan wel niet snel gewonnen, maar geconfronteerd met zoveel onontkoombare, liefdevolle realiteit bezint Bob zich uiteindelijk en wordt een beter mens.
Jos Stelling begeeft zich met Duska stilistisch gezien weer op het terrein van De Illusionist en De Wisselwachter door met minimale dialoog en een rijke beeldtaal zijn verhaal te vertellen. In zijn nieuwste is echter minder plaats voor de relativerende humor die zijn werk uit de jaren tachtig kenmerkte. Het serieuze, zelfs hermetische Duska neemt erg veel tijd voor het gedraai van de drie personages en maakt daarbij nauwelijks uitstapjes, met uitzondering van een flashback naar het Russische filmfestival en een bezoek aan een Russische vriend van het meisje. Steeds zijn het variaties op dezelfde situaties waarin de drie bijna woordeloos om elkaar heen draaien.
De twee humoristisch bedoelde uitstapjes geven de film weliswaar lucht, maar zijn bovenal onnodige stijlbreuken, die Duska iets geforceerds geven. Alsof Stelling ineens besefte dat het een wel erg droge stijloefening werd. Een schot in de roos is daarentegen de keuze van Stelling om een parallel te trekken tussen de tot inzicht gedwongen Bob en de zeer recente afbraak van de Amsterdamse bioscopen Bellevue-Cinerama-Calypso aan de Marnixstraat. Met behulp van het fantastische camerawerk van Goert Giltay geeft deze parallel de tijdloze sfeer niet alleen een actuele hoofdstedelijke lading, maar zelfs iets universeels door de mondiale afbraak van de oude, romantische filmtheaters en de bouw van anonieme multiplexen.
Desondanks begint de film te wringen als we na een dik uur variaties op hetzelfde thema zijn overgeleverd aan de, op zijn zachtst gezegd, nogal typische portrettering van Russen als alcoholistische halvegaren, de voortdurende steelse blikken van Gene Bervoets en het werkelijk onbegrijpelijke rekken van het einde. Het is eerst en bovenal te prijzen dat Jos Stelling en zijn producenten het aandurfden om een dergelijke, bijna woordeloze film te maken, maar eeuwig jammer dat ze het dan toch verpesten door juist daaraan concessies te doen. Zo gedurfd intiem en spaarzaam als Duska begint, zo ongericht en scheutig eindigt het.