The Ward
De hoogtijdagen van genremeester John Carpenter (1948) liggen natuurlijk al ver achter hem. In de jaren zeventig en tachtig kon hij met een indrukwekkende reeks genreklassiekers, waaronder ASSAULT ON PRECINCT 13 (1976), HALLOWEEN (1978), ESCAPE FROM NEW YORK (1981) en THE THING (1982), eigenlijk niets fout doen. Daarna ontstonden er echter barsten in het oeuvre met ongeïnspireerde, nietszeggende films als MEMOIRS OF AN INVISIBLE MAN (1992) en VILLAGE OF THE DAMNED (1995), een mislukte vervolgfilm ESCAPE FROM L.A. (1996) en als treurig dieptepunt GHOSTS OF MARS uit 2001, waarmee Carpenter zijn carrière leek af te sluiten. Totdat het puzzelachtige script van THE WARD, geschreven door Michael en Shawn Rasmussen, hem wist te verleiden tot een terugkeer naar het grote doek. Geen grandioze terugkeer, maar THE WARD is een degelijke, ouderwetse spookhuisfilm die zeker beter en inspiratievoller is dan de miskleunen uit Carpenters oeuvre, maar nergens het niveau van diens oude successen weet te evenaren.
Het jaar is 1966. Elektroshocktherapie is nog steeds een gangbare methode om krankzinnigen te behandelen. En als deze sadistische behandelmethode al niet gruwelijk genoeg is, blijkt er op de meisjesafdeling van het krankzinnigengesticht waar de verwarde Kirsten, een rol van rijzende ster Amber Heard, is opgenomen, ook nog eens een spook rond te dwalen die het op de opgesloten meisjes gemunt heeft. Maar zelfs wanneer de meisjes van de afdeling één voor één op mysterieuze wijze worden vermoord, wil de leidinggevende psychiater Dr. Stringer (Jared Harris) Kirstens verhaal over de zich wrekende geest maar niet geloven.
THE WARD is een standaard spookhuisfilm die de toeschouwer telkens op het verkeerde been probeert te zetten: verzint Kirsten nou dingen? Want ze zit niet voor niets in een krankzinnigengesticht. Of is er toch iets bovennatuurlijks aan de hand? En ook die Dr. Stringer lijkt niet helemaal te vertrouwen. Echt verassend en origineel is het allemaal niet - misschien dat de film eind jaren tachtig meer indruk zou hebben gemaakt - en ook het spook is wel erg amateuristisch vormgegeven, maar Carpenter bewijst wel dat hij het kunstje nog niet helemaal verleerd is. Een mooie openingsscene die doet denken aan de door Carpenter zo bewonderde westerns uit de jaren 50 en een paar spannende achtervolgingsmomenten, maken dan misschien geen geweldige film; ze zijn wel genoeg om toch niet teleurgesteld de bioscoop te verlaten.