Journal d’une femme de chambre
Drie keer eerder werd de roman Octave Mirbeau uit 1900 verfilmd. In 1916 door de Russische cineast Martov, in 1946 door Jean Renoir, en in 1964 waagde ook Luis Buñuel zich aan de pikante en licht-subversieve roman. Op de 65e Berlinale gaat nu de verfilming van Benoit Jacquot (LES ADIEUX À LA REINE, À TOUT DE SUITE) in première, en hij houdt zich vrij trouw vast aan het boek. We maken kennis met de Parijse Célestine (Léa Seydoux) als zij een betrekking krijgt als dienstmeid in de provincie bij de familie Lanlaire. Daar aangekomen blijkt ze niet de meest dociele dienstmeid van het land, en ze vloekt meer binnensmond dan een boer in de grote stad. Ook probeert ze via machtsspelletjes bewoners tegen elkaar uit te spelen. In flashbacks zien we hoe het Célestine in eerder betrekkingen af ging. Als de knecht van de familie Lanlaire verliefd op haar blijkt te zijn en een zelfstandige toekomst beloofd, gaat ze met hem mee.
In tegenstelling tot deze verfilming stopt de roman niet als ze samen wegvluchten van de bourgeois familie; Mirbeau laat zien hoe zij in haar nieuwe rol als kroegbazin haar onderdanen even slecht behandelt als zij zelf altijd ten deel viel. In het interview dat ik met Jacquot in Berlijn had, vertelde hij dat hij dit open einde mooier vond en wat minder prozaïsch. Gezien de reacties in de zaal bij de persvoorstelling en in de eerste recensies staat de regisseur daar vrij alleen in. Het voelt als een gehaast einde dat geen recht doet aan de vrij trage, rimpelloze opbouw. De aantrekkingskracht tussen Célestine en knecht Joseph is ook zo onovertuigend dat je juist dat laatste hoofdstuk nodig hebt om te begrijpen waarom ze een dergelijk drastisch besluit te nemen om juist met deze harde, oudere en behoorlijk anti-semitistische man mee te gaan.
Misschien vraagt Jacquot wat te weinig van het materiaal, en blijft JOURNAL D’UNE FEMME DE CHAMBRE daardoor te onderkoeld en onuitgesproken. En dat terwijl het materiaal zo potent, en nog zo actueel is met vrouwenonderdukking en verschillende vormen van kastenmaatschappijen op vele plekken in de wereld. Ook de sadomoasochistische ondertonen van het (seksuele) machtsspel smeken om een wat pittiger en geüpdatete versie, maar Jacquot laat het kabbelen tot we onze schouders ophalen bij de vrij onbegrijpelijk getimede vlucht van dienstmeid Célestine terug naar de grote stad.