Three Times

Regie: 
Hou Hsiao-hsien
Cast: 
Chang Chen, Shu Qi & Di Mei
Jaar: 
2005
Duur: 
132 minuten
Genre: 
Historisch drama
Waardering: 
3,5 ster

De enorme waardering voor het werk van de Taiwanese regisseur Hou Hsiao-hsien (1947) liegt er niet om. Hij wordt een van de belangrijkste hedendaagse filmers genoemd en zijn werk heeft vele, vele prijzen gewonnen. Op het International Film Festival Rotterdam hebben in de afgelopen twintig jaar maar liefst tien films van deze meester gedraaid, en een flink aantal is uitgebracht door Nederlandse distributeurs als Cinemien, Paradiso en het Filmmuseum. Toch zullen velen nog nooit van Hsiao-hsien hebben gehoord. Titels als A City of Sadness of The Puppetmaster zijn artistiek dan wel grote successen gebleken, maar hebben het grote publiek niet echt bereikt. Hopelijk kan Three Times daar verandering in brengen. Aan het thema zal het niet liggen.

De Tijd voor Liefde. Dat is de titel van het segment waarmee Three Times opent. In een biljartlokaal in het midden van de jaren zestig hangen wat jongvolwassenen rond en wordt een potje biljart gespeeld. Het liedje Smoke Gets in Your Eyes van The Platters creëert een gevoel van melancholie dat perfect past bij de landerigheid van de biljartscènes. Eén van die biljarters is de soldaat Chen. Hij ziet wel iets in gastvrouw May, maar kan niets met haar beginnen omdat hij moet vechten aan het front. Chen komt echter terug van de oorlog en gaat op zoek naar zijn grote liefde, die inmiddels in een andere stad is gaan werken. Na lang zoeken vindt hij May juist voordat hij zich weer moet melden voor een nieuwe dienst aan het front. Hou Hsiao-hsien kan er sfeertechnisch geen genoeg van krijgen en gooit er ook nog eens Rain and Tears van Aphrodite's Child in, en herhaalt dat nummer doodleuk twee keer, zodat melancholie stilletjes aan toch echt plaatsmaakt voor ergernis. Gelukkig is de ontmoeting van Chen en May in het prachtig uitgelichte biljartlokaal zo mooi verbeeld met haar kinderlijke, zenuwachtige gedraai dat de muziek daar onmogelijk nog roet in kan gooien.

Het tweede segment is getiteld De Tijd voor Vrijheid, en speelt zich af in 1911. De biljartzaal heeft plaatsgemaakt voor een sjiek onderkomen met een heer, een courtisane en enkele hooggeplaatste gasten. We horen subtiel pianospel in plaats van geluid, en de dialogen zijn zichtbaar gemaakt door tussentitels. De vrouw en heer worden gespeeld door dezelfde acteurs als in het eerste gedeelte, maar hier is hun liefde minder openbaar en zelfs niet wederzijds. Hij praat slechts over de bevrijding van de koloniale aanspraken van Japan (Taiwan werd in 1895 een kolonie van Japan, dat het na de Tweede Wereldoorlog terug moest geven aan China) en heeft geen oog voor haar zorgen en liefde. De aandacht voor details maakt dit tweede segment een lust voor het oog. Jammer is het vrijwel totale gebrek aan narratieve sturing, wat ten koste gaat van de duidelijkheid, zodat het een erg moeilijk te volgen vertelling wordt. Tot vlak voor het einde is het gehele tweede stuk in slowmotion gefilmd en ook dat levert, zoals de muziek in het eerste segment, een stroperigheid op die het niet verdient. Als Hou Hsiao-hsien op het einde ineens geen gebruik meer maakt van de slowmotion en wel geluid en dialoog laat klinken, is het onduidelijk waarom: als symbool voor de veranderende politieke situatie, de liefdesaffaire of allebei?

Het contemporaine gedeelte waarmee het drieluik wordt afgesloten heet De Tijd van de Jeugd en speelt zich af in Taiwan's hoofdstad Taipei. In deze moderne miljoenenstad draaien Zhen en Jing steeds om elkaar heen zonder daadwerkelijk voor elkaar te kiezen. Zij heeft een lesbische vriendin die ze tekort doet, en hij is meer bezig met fotografie dan met wat anders. Het in Three Times terugkerende thema van aantrekking en afstoting krijgt in dit derde segment een iets te nadrukkelijk en oppervlakkig jasje. Zo is de nachtclubscène waarin Jing een flauw liefdesliedje zingt terwijl ze constant gefotografeerd wordt door aanbidders te doorzichtig. Dit derde deel moest op diverse festivals de grootste kritiek verduren. De reden dat de meeste kijkers hier moeite mee hadden, zou best iets te maken kunnen hebben met de volgorde en de lengte van de gehele film. Op zichzelf staand is namelijk niet het derde maar het tweede deel het zwakst. Het zich in 1911 afspelende liefdesverhaal is zo kunstmatig, onduidelijk en overgestileerd dat Hou Hsiao-hsien daar beter mee had kunnen beginnen en zijn drieluik chronologisch op had moeten bouwen. De overtuigende energie en lichamelijke aantrekkingskracht van het slotstuk zou beter hebben gewerkt als het volgde op het deel uit 1966, waarin de geliefden elkaar maar heel even hebben om elkaar meteen weer los te laten.

Geslaagd kan je Three Times dan ook zeker niet noemen. Er had veel meer ingezeten als Hou Hsiao-hsien minder middelen en meer vaart had gebruikt om zijn pointe te maken. De uitgestelde ontmoeting van Chen en May in de biljartzaal waarmee het eerste gedeelte eindigt, is het hoogtepunt van de drie delen. Op dat stukje pure cinema drijft de film een tijd, maar niet tot het einde. Aan de wat berekenende filmstijl ligt dit niet, want die past perfect bij de vorm en het thema. Ook de keuze voor acteurs en de locaties getuigt van een heel scherp cinematografisch inzicht. Het is misschien uiteindelijk gewoon een te groot project voor Hou Hsiao-hsien gebleken, waarin hij zich verkeken heeft op de broodnodige structuur die zo'n drieluik moet binden om de aandacht van de kijker vast te houden. Kleiner is beter, zo blijkt.

 

Three Times