The Kings Speech
Bij de Academy zijn ze dol op kostuumdrama's. Het is dan ook geen verrassing dat THE KING'S SPEECH voor twaalf Oscars genomineerd is. Wat wel verrast, is dat de film in tegenstelling tot eerdere Oscargenomineerde kostuumdrama's in wezen, een eenvoudig verhaal is over vriendschap en persoonlijke overwinningen.
Het is 1936 en Engeland is onrustig: de Tweede Wereldoorlog staat op het punt uit te breken. Meer dan ooit heeft het volk behoefte aan een sterke leider. Koning George V (Michael Gambon) is net overleden en zijn oudste zoon Edward staat op het punt zijn taak van hem over te nemen. Edward (Guy Pearce) wil echter trouwen met Wallis Simpson, een gescheiden Amerikaanse, wat een enorme controverse zou opleveren als hij de troon zou bestijgen. Dus zit er niets anders op dan Edwards jongere broer Albert (Colin Firth) koning te laten worden. Een probleem: Albert stottert. Talloze logopedisten hebben geprobeerd hem van dit probleem af te helpen, maar het mocht niet baten. Als laatste redding raadpleegt Alberts vrouw Elizabeth (Helena Bonham Carter) de onconventionele therapeut Lionel Logue (Geoffrey Rush), die erop staat zijn nieuwe klant net zo te behandelen als al zijn anderen: als een gelijke.
In de jaren dertig werd stotteren nog gezien als een puur fysieke aandoeningen, die alleen verholpen kon worden door veel oefeningen te doen; de gedachte dat het spraakgebrek weleens een psychologische oorzaak kon hebben, was volledig nieuw. Logue kan dan ook op weinig begrip rekenen, als hij Albert begint te ondervragen over zijn jeugd en zijn relatie met zijn ouders. Al snel weet hij echter de problemen bloot te leggen die Albert zal moeten overwinnen, wil hij zijn taak goed uitvoeren.
Tegelijkertijd ontwikkelt zich een bijzondere vriendschap tussen de mannen. In feite is THE KING'S SPEECH een typische buddymovie: twee tegenpolen worden gedwongen met elkaar te werken en kunnen aanvankelijk niet met elkaar opschieten, maar gaan gaandeweg steeds meer om elkaar geven. Een buddymovie staat of valt bij de chemie tussen de hoofdrolspelers, en die is er volop. Op de beste momenten zijn Firth en Rush een schitterend komisch duo: Firth als stijve, ongemakkelijke sukkel, Rush als de welbespraakte excentriekeling. Hun gesprekken in Logues praktijk zijn vele malen memorabeler dan de mooi geschoten paleisscènes en koninklijke conflicten, die slechts bijzaak lijken.
Firth zet met Albert een prachtig personage neer. Een gefrustreerde, sociaal onhandige man, die plotseling geconfronteerd wordt met een taak die hij zichzelf nooit ziet volbrengen. Zijn frustraties zijn voelbaar en vaak meelijwekkend. Tegelijkertijd speelt Firth hem met alle humor waar het personage zich voor leent, zonder ooit karikaturaal te worden.Ook de rest van de cast is fantastisch: Rush speelt Logue met zichtbaar plezier en vervalt nooit in clichés, een gevaar dat bij dit soort personages op de loer ligt. Helena Bonham Carter houdt zich in: haar Elizabeth is een rustige, zorgzame vrouw die mijlen ver afstaat van de freaks die ze normaalgesproken speelt.De enige acteur die wat teleurstelt is Guy Pearce, wiens Edward te oppervlakkig onsympathiek is.
THE KING'S SPEECH gaat wezenlijk niet over de Tweede Wereldoorlog, het Britse koningshuis of politiek. Deze zaken spelen allemaal tegen de achtergrond van het centrale conflict tussen Albert en zijn stem. Gezien de titel hoeft niemand hoeft zich af te vragen hoe THE KING'S SPEECH afloopt; natuurlijk overwint Albert, of koning George VI, zoals hij uiteindelijk heet, zijn problemen. De weg naar die overwinning is echter constant onderhoudend, geestig en ontroerend. Kostuumdrama of buddymovie; THE KING'S SPEECH is de feelgoodfilm van het jaar.