The Wind that Shakes the Barley
Op het filmfestival van Cannes waren in 2006 tijdens de uitreiking van de felbegeerde Gouden Palm alle ogen op Pedro Almodóvar gericht. Weliswaar was ook Alejandro González Iñárritu met zijn film Babel een kanshebber, maar Volver van Almodóvar was toch echt de gedoodverfde winnaar. De films van de Spanjaard en Mexicaan vielen wel in de prijzen, maar grepen allebei naast de belangrijkste. Die nam de Brit Ken Loach mee naar huis. Uit handen van actrice Emmanuelle Béart ontving hij de Gouden Palm voor zijn politieke drama The Wind that Shakes the Barley over de Ierse onafhankelijkheidsstrijd rond 1920. Jurylid Helena Bonham Carter vertelde later dat die film hen allen zo ontroerde dat de jury slechts één stemmingsronde nodig had om hem unaniem tot winnaar te kunnen verkiezen.
De inmiddels zeventigjarige Ken Loach is een meester in het schetsen van intieme portretten van hevig, persoonlijk drama. In de meer dan twintig lange speelfilms toont hij keer op keer hoe het dagelijkse bestaan doortrokken is van pijn, teleurstelling en troost. Meer dan eens spreekt hij daarmee het politieke bewustzijn van de kijker aan, zoals in 1990 met Hidden Agenda, waarin Loach de corruptie en wetteloosheid binnen de Engelse geheime dienst in Noord-Ierland toont. Ook al werd deze film op het toenmalige filmfestival van Cannes plagerig omschreven als de I.R.A.-inzending, hij sleepte wel de speciale juryprijs in de wacht. In het dik twee uur durende politieke drama The Wind that Shakes the Barley ontvouwt Loach nu een van de belangrijkste hoofdstukken uit de geschiedenis van Ierland.
The Wind that Shakes the Barley schetst hoe in de zuidelijke plaats Cork boeren en arbeiders in vrijwillige guerrillagroepen de Britse bezetters proberen te weerstaan. Enkele jaren eerder, tijdens de mislukte Paasopstand van 1916, streden de Ieren voor het eerst grootschalig tegen de Engelse gezaghebbers. De Engelse kroon zag toen niets in een onafhankelijke Ierse republiek en formeerde direct een flink leger van soldaten en politieagenten die in no time de opstand de kop indrukten en honderden Ieren executeerden. Ken Loach laat zijn film beginnen in de zomer van 1920 als enkele inwoners van Cork na een sportpartijtje worden beschuldigd van samenscholing. De Engelsen gaan tekeer en slaan een van de Ieren dood.
Daarmee is de maat vol voor de mannen uit Cork. Ze besluiten tot actie over te gaan en de Engelse gezagsdragers uit te schakelen. Eén van hen, de veelbelovende student Damien, staat echter net op het punt om in Londen stage te gaan lopen. Hij is een verstandelijke jongen die veel geeft om woorden en idealen, maar niets op heeft met gewelddadige actie zoals zijn oudere broer. Als Damien vlak voor zijn vertrek getuige is hoe Engelse soldaten een machinist en conducteur neerslaan, is ook voor hem de grens bereikt. Hij sluit zich aan als activist en vecht zij aan zij met zijn militante broer. Na vele doden aan beide kanten wordt in 1921 onverwachts de Ierse vrijstaat uitgeroepen. Het zuidelijk deel is onafhankelijk terwijl het noordelijke deel Brits blijft. De onafhankelijkheidsstrijders raken nu onderling verdeeld over de te volgen koers en komen tegenover elkaar te staan.
Het is oorlog in Ierland, zoveel is direct duidelijk in dit intense portret van de Ierse mannen en vrouwen die tot hun laatste snik vechten voor het ideaal van een vrije Ierse republiek. Ken Loach schets een ruw en negatief beeld van de strijd tegen de Britse bezetters met een constant dreigende sfeer en een bijna totaal gebrek aan schoonheid. Het landschap is kaal, de mannen zijn ruw en de doden vallen bij bosjes. Nooit is er rust, nimmer is de strijd afwezig. De heldhaftigheid van de Ieren wordt nergens heroïsch gemaakt, want de prijs is te hoog. Alhoewel Loach de strijd eenzijdig vanuit Ierse kant belicht en de Engelsen eendimensionaal slecht neerzet, kiest hij geen kant door te laten zien dat de gewelddadigheden pijnlijk zijn en nooit bevrijdend. The Wind that Shakes the Barley is dan ook beslist geen anti-Britse film, omdat je gaandeweg steeds feller geconfronteerd wordt met het besef dat ook voor een sympathiek ideaal het benodigde bloedvergieten wreed en onmenselijk is.