Michiel de Ruyter
MICHIEL DE RUYTER heeft al wat stof doen opwaaien: actiegroepen bekritiseren de verheerlijking van de admiraal die er in de zeventiende eeuw voor zorgde dat de slavenhandel in Nederlandse handen bleef. Verdedigers van De Ruyter stellen dat diens bijdrage aan kolonialisme in de tijdgeest gezien moet worden.
De spektakelfilm probeert het probleem te omzeilen door het geheel niet ter sprake te brengen. Los van ideologie, is dat verhaaltechnisch een onhandige keuze. De Engels-Nederlandse oorlogen waarin De Ruyter (Frank Lammers) zijn grote militaire successen behaalde, gingen immers over handel – en dus ook over slaven. De film brengt de zeeslagen in beeld, met veel bombastisch geweld en herrie, maar vertelt ons niet waarom ze gevoerd werden.
Raadspensionaris Johan de Witt (Barry Atsma) geeft vroeg in de film een clichématige toespraak, waarin hij beweert dat de Engelsen oorlog willen “omdat wij vrije Nederlanders zijn!” Daar moeten we het zo'n beetje mee doen. Die plattitudes over vrijheid komen over als een poging om de geschiedenis relevant te maken voor een hedendaags publiek. Maar wat hebben we daaraan, als die geschiedenis zo slordig verteld wordt?
MICHIEL DE RUYTER beslaat de periode van 1653 tot 1676. Wie niet beter weet, zou kunnen denken dat de film zich binnen een jaar afspeelt, zo gehaast worden de hoogtepunten van 23 jaar historie er doorheen gerost. Jaartallen komen niet in beeld, waarschijnlijk omdat het anders zou opvallen dat geen van de personages een dag ouder wordt: zelfs De Ruyters kinderen niet.
Als historische film faalt MICHIEL DE RUYTER dus, niet omdat er vrijheden met de geschiedenis genomen worden – dat is onvermijdelijk – maar omdat de film geen enkele poging doet deze geschiedenis begrijpelijk te maken, noch in een nieuw licht te tonen. De enige boodschap die wordt uitgedragen luidt: Michiel de Ruyter was een held. Hij heeft altijd gelijk en kent nauwelijks een moment van zwakte. Het maakt hem, ondanks het volkse charisma van Frank Lammers, een uitermate saai personage. Zijn grootsheid wordt ook nog eens constant benadrukt door andere figuren. Aan het einde van de film, bij De Ruyters begrafenisstoet, merkt Willem III (Egbert-Jan Weeber) op dat staatsgezinden en prinsgezinden gezamenlijk om hem rouwen: “Dat was mij nooit gelukt.” Die regel was overbodig geweest, als de film ons had laten zíen wat erin verteld wordt. Maar MICHIEL DE RUYTER vertrouwt er niet op dat het publiek de boodschap zal begrijpen zonder neerbuigende uitlegdialogen.
Regisseur Roel Reiné stelde: "Ik wil met deze film het gevoel geven dat je weer trots mag zijn op Nederland." Los van het feit dat nationalisme in Nederland bepaald niet zeldzaam is: als Reiné zo trots is op onze geschiedenis, waarom vertelt hij hem dan zo gebrekkig? Waarom toont hij De Ruyter uitsluitend als glorieuze held? Denkt hij dat we niet trots kunnen zijn op iemand met negatieve eigenschappen? Wat de film eigenlijk suggereert, is dat De Ruyter alleen te waarderen is als we hem mythologiseren.
Op Nederland als filmland word je ook niet bepaald trots. De vele actiescènes op zee zijn volgens een aantal recensenten “indrukwekkend voor Nederlandse begrippen.” Die relativerende toevoeging spreekt boekdelen. Nederland is gewoon geen goed land voor spektakelfilms, en acht miljoen euro is gewoon niet genoeg voor wat MICHIEL DE RUYTER wil. De wide shots van CGI-schepen uit vogelperspectief heb je na een paar keer wel gezien, en zodra de lens dichterbij komt, wordt het camerawerk schokkerig en de montage slordig.
MICHIEL DE RUYTER is hooguit vermakelijk door de aandoenlijkheid. Het schaamteloze gebruik van oeroude Hollywoodclichés als de “inspirerende” toespraak, met als lachwekkend dieptepunt die van De Ruyters vrouw Anne, die een woedende menigte toespreekt en binnen enkele seconden tot rust weet te manen: tenenkrommend, maar lief.
De kleine slordigheidjes zijn ook aardig. Anne gebruikt het woord 'lynchen', en we zien Jan de Baen op straat een olieverfschilderij maken. Je hoeft geen historicus te zijn om te weten dat dat belachelijk is.
Maar die paar onbedoeld geestige momenten zijn de lange zit van tweeëneenhalf uur niet waard. Een goede film over Nederland in de Gouden Eeuw: we wachten er nog op.