The Amazing Spider-Man
Waarom begint tegenwoordig toch iedere superheldenfilm met een uitgebreid origineverhaal? In Tim Burtons BATMAN stoorde niemand zich eraan dat Bruce Wayne al in de openingsscène zijn vleermuizenpak aanhad. En het is absoluut geen zwakte dat RAIDERS OF THE LOST ARK geen uitgebreide proloog heeft waarin we Indiana Jones -toch ook een soort superheld- op de universiteit zien zwoegen over archeologietentamens. Maar sinds Sam Raimi's eerste SPIDER-MAN-film (2002) lijkt Hollywood te denken dat mensen naar een superheldenfilm gaan om de titelfiguur eerst drie kwartier lang als onopmerkelijke burger te zien rondlopen.
Nu kan een origineverhaal heel leuk zijn: er zit veel potentie in het uitgangspunt van een held in wording die zijn nieuwe krachten ontdekt en tot het besluit komt ze te gebruiken om onrecht te bestrijden. Het wordt echter vervelend als het origineverhaal alleen verteld wordt omdat het nu eenmaal zo hoort, en niet omdat er iets interessants te zeggen is.
Dat laatste is het geval bij THE AMAZING SPIDER-MAN, een overbodige reboot van het bekende verhaal over ieders favoriete arachnide puber. Sam Raimi vertelde al over Spideys oorsprong in SPIDER-MAN, en Mark Webbs versie voegt daar niets substantieels aan toe: doorsnee tiener Peter Parker wordt gebeten door een radioactieve spin, krijgt bovenmenselijke krachten en leert middels een tragedie dat hij daar op verantwoordelijke wijze mee om moet gaan. De eerste vijftig minuten denken we: "dit hebben we al gezien."
Bovendien: de eerste versie was beter. Raimi's Peter Parker (Tobey Maguire) was een stuntelige nerd, hopeloos verliefd op zijn buurmeisje Mary Jane (Kirsten Dunst). Zijn transformatie tot superheld was een klassiek gevalletje zero-to-hero, en de relatie die ontstond tussen hem en zijn onmogelijk gewaande liefde was even romantisch als geloofwaardig. Webbs Parker (Andrew Garfield) daarentegen is een gevatte jongen die zonder moeite een afspraakje regelt met klasgenote Gwen Stacey (Emma Stone). Buiten het feit dat ze elkaar weleens een zoen geven, hebben we geen reden om aan te nemen dat ze verliefd zijn.
Misschien is het oneerlijk om Webbs versie voortdurend met Raimi's versie te vergelijken, maar feit blijft dat met SPIDER-MAN nog vers in het geheugen, de eerste akte van THE AMAZING SPIDER-MAN niet meer is dan een magere herhalingsoefening. Erger nog: als dat spandexpak dan eindelijk aangetrokken is, blijkt alles wat eraan vooraf ging van weinig belang. Het tragische ongeval dat Peter Parker het belang van verantwoordelijkheid deed inzien? Er wordt nauwelijks nog naar verwezen. De tweede en derde akte van de film concentreren zich met name op webslingerij en het gevecht tegen The Lizard, een geleerde die in een reuzenhagedis transformeert.
Gelukkig is dat best vermakelijk, en weet de film na vijftig minuten eindelijk de aandacht vast te houden. De scènes waarin Spider-Man door New York slingert zijn schitterend om te zien, en als een van zijn webslierten nèt een hijskraan mist en onze held bijna te pletter valt, houden we even onze adem in. Veel eenvoudiger wordt actiecinema niet, veel effectiever ook niet. En wat te denken van een gigantische hagedis die een torenflat beklimt? Met zulke sequenties kun je moeilijk de fout ingaan. Ondanks het 3D-effect is de finale spectaculair genoeg om de film een voldoende te bezorgen.