Jurassic World
Toen Steven Spielberg in 1993 JURASSIC PARK op het bioscooppubliek losliet, wist hij een generatie te grijpen met de dinogekte. Door nieuwe computertechnieken, een stoer scenario en een briljante, bombastische soundtrack toverde de film de magie van die prehistorische, intrigerende dieren op het zilveren scherm en veroverde daarmee de harten van ontelbaar veel jongens, meisjes en volwassenen. Een leger kinderen heeft zich na het zien van JURASSIC PARK ongetwijfeld paleontoloog in spé verklaard – deze recensent schaarde zich toen zondermeer onder die groep.
Nu, 22 jaar later, zijn de verwachtingen dus hoog gespannen voor scenaristenkoppel Rick Jaffa en Amanda Silver en regisseur Colin Trevorrow (SAFETY NOT GUARANTEED). Misschien hebben zij er daarom voor gekozen om de - na JURASSIC PARK III dood verklaarde - serie nieuw leven in te blazen door terug te gaan naar diens DNA: het amusementspark op Isla Nublar. Dat blijkt in ieder geval een slimme keuze te zijn. JURASSIC WORLD weet vaak genoeg dat magische Spielberg gevoel op te roepen. Alleen als de film zich te nadrukkelijk in de schaduw van diens voorganger wil plaatsen merk je het verschil.
Er is aardig wat veranderd in tweeëntwintig jaar. In deze film is Jurassic World, de opvolger van John Hammond’s utopische, maar glorieus mislukte Jurassic Park, al jaren geopend en hebben de mensen zich al lang vergaapt aan de terug uit extinctie gehaalde dinosauriërs. Daarom besluit de marketingafdeling met een nieuwe, grotere en gevaarlijkere dino te komen (de tongue-in-cheek kritiek op sequels is niet ver te zoeken in JURASSIC WORLD): de Indominus Rex. Deze hybride, met meer DNA in haar genen dan tanden in de muil, zit verscholen in een te klein hok totdat de attractie een sponsor vindt en duizenden mensen haar per dag mogen bezichtigen. Zoals de documentaire BLACKFISH ons echter al leerde: wilde dieren in gevangenschap worden raar en onvoorspelbaar. Problemen liggen dus op de loer...
Met zijn focus op kinderlijk vermaak en een glimmend, visueel palette heeft het attractiepark sowieso veel weg van wereldse tegenhanger Sea World. Je kunt haast de te dure kleffe frietjes en zoete popcorn ruiken als de camera door de hyper commerciële, ietwat nep uitziende boulevard zweeft, waar drommen toeristen zich onderdompelen in een prehistorisch uitje. Dit schrikt in het begin even af. Is Trevorrow gegaan voor steriele CGI en een fantasieloze settings?
Tot groot genoegen blijkt gelukkig snel dat als de Indominus Rex ontsnapt en onvermijdelijke dinochaos begint, de film een speciaal soort genot lijkt te halen uit het teisteren en omvergooien van de toeristische Sea World setting. Bloed en modder vullen het blauw/zilveren kleurenpalet aan met rood en bruin, terwijl een massa toeristen wordt belaagd door een vloed aan prehistorisch geweld. Ten mitst van die chaos zijn kwetsbare broertjes Zach (Nick Robinson) en Gray (Ty Simpkins) op zoek naar een veilige plek, terwijl tante en Jurassic World manager Claire (Bryce Dallas Howard) juist naar hen op zoek is.
Het is een heerlijke chaos, die zich door een scala aan dinosauriërs steeds maar blijft ontwikkelen. Een helikopter lijkt bijvoorbeeld redding te bieden, maar dan ontsnappen vliegende dino’s uit hun kooi. Het resultaat: helikopter kapot en iedereen is weer terug bij af. De door Indominus Rex veroorzaakte situatie vraagt dan ook om steeds hardere maatregelen. De dodenteller schiet omhoog en het bedrijf iNGen zet getrainde velociraptors in.
Rondom deze plotontwikkeling speelt JURASSIC WORLD haar troefkaart: Chris Pratt als parkopzichter Owen. Hij is het soort man die vliegen uit de lucht kan vangen, aan zijn motor sleutelt en velociraptors traint; een echte blockbusterheld die van JURASSIC WORLD een klassieke blockbuster maakt. In GUARDIANS OF THE GALAXY wist hij de comicfilm al op zijn schouders te dragen, maar hier is hij op zijn opperbest. Zijn emotionele betrokkenheid met de dinosauriërs is vooral aanstekelijk om te zien, zeker omdat die lijnrecht tegenover de zielloze visie van iNGen en het winstbejag van Jurassic World manager Claire staat.
Pratt vormt de emotionele brug tussen alle partijen en weet daardoor de film in balans te houden. Van de Spielbergiaanse broertjes uit een gebroken gezin tot aan de opvallend communicatieve velociraptors; Pratt is hun ankerpunt, hun rots in de branding. En zo geldt het ook voor de kijker. Dankzij hem is er spektakel, humor en romantiek. Als de zinderende film eindigt met de zoenende silhouetten van Owen en Claire in het eerste daglicht na een nacht van gevaar, is de filmervaring prachtig ingepakt. Trevorrow doet er dan nog een laatste strik omheen: de T-Rex, de geheime ster van deze film, die uitkijkt over het eindelijk verlaten eiland. Mensen zullen er voorlopig niet meer komen. Tot de onvermijdelijke sequel om de hoek komt kijken natuurlijk. Al klinkt dat idee na JURASSIC WORLD zo slecht nog niet.