Fences
Er moet een schutting komen rondom Troy Maxsons achtertuin. ‘To keep the devil out’, aldus hemzelf. Om Troy eens thuis te houden, volgens z’n vrouw Rose. En terwijl de twee met elkaar bakkeleien over van alles en nog wat, ligt de waarheid zoals altijd ergens in het midden.
Voor zijn derde regieklus koos Denzel Washington, na de pompeuze drama’s ANTWONE FISHER en THE GREAT DEBATERS, voor een productioneel gezien kleiner project. FENCES, gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van de in 2005 overleden August Wilson, speelt zich namelijk voor het grootste gedeelte af in één locatie: de achtertuin van Troy en Rose, waarin zich in de ruim tweeënhalf uur een familiedrama ontvouwt waarin de wanhoop en teleurstelling van de hele Afro-Amerikaanse geschiedenis vanachter de schutting meekijkt.
De familie Maxson woont in het Hill District, een achterbuurt in het Pittsburgh van de jaren vijftig. Troy (Washington) is een voormalig honkbalster, die als Afro-Amerikaan nooit een eerlijke kans heeft gekregen en tegenwoordig zijn dagen slijt als vuilnisman. Een hard bestaan met weinig perspectief, maar Troy houdt het vol voor zijn gezin. 'Leer vooral een vak,' houdt hij zijn met football-talent begiftigde zoon Cory (Jovan Adepo) voor, en 'raak niet als mij vastgeroest op één plek'.
Goed advies, maar vader Troy leeft het met ijzeren hand na. Daarbij is Troy is een echte babbelaar, die in zijn achtertuin een gewillig oor vindt bij z’n beste vriend Bobo (Stephen Henderson) en de fles gin die de twee delen. Samen halen ze elke vrijdagmiddag na werk herinneringen op, die de twee bij voorkeur nog eens wat extra aandikken wanneer Rose bij het stel komt buurten. ‘Weet je nog hoe ik death himself te slim af was?’ oreert Troy, terwijl hij halfdronken de honkbal die aan een touwtje hangt te bungelen aan een boomtak een ram geeft. ‘Knocked him right out. Never saw him again!’
FENCES, dat door Wilson zelf vlak voor zijn dood al tot een filmscript was bewerkt, volgt na die eerste akte Troy’s fall from grace. Want ja, het is een charismatische prater die Troy, maar het plezier waarmee je z’n verhalen aanhoort, verandert gaandeweg in medelijden en argwaan. Want hoe meer je hem in actie ziet, hoe meer het je opvalt dat Troy vooral over zijn zwaktes, onzekerheden en teleurstellingen heen zit te praten. Hij kapt anderen af, zoekt constant bevestiging bij Bobo en lacht opmerkingen die hem te veel raken, opzichtig weg.
Net als in Washingtons meest interessante andere rollen (MALCOM X, TRAINING DAY, FLIGHT), schuilt er ook iets dominants en destructiefs achter die praatzieke façade. Hoe goedmoedig Troy op momenten ook kan overkomen, de zelfzuchtigheid, onverwerkte tegenslagen en teleurstellingen beginnen zich steeds meer te wreken. Het levert een emotioneel geladen verfilming op, die misschien net iets te respectvol is naar zijn brontekst. Want bij Washington geen cinematografische hoogstandjes of experimentele interpretaties. Met FENCES doet hij eer aan de geest van August Wilson, die met het stuk in 1987 de Pulitzer Price won en dat al meerdere male werd opgevoerd - waaronder in 2010 op Broadway met Washington en Davis in de hoofdrol (een uitvoering die de basis vormde voor deze film) en in 1989 in Nederland onder titel Schutting door Toneelgroep Nieuw Amsterdam.
FENCES speelt zich dus voornamelijk op een locatie af en bestaat voor vrijwel het grootste gedeelte uit dialoog, die dan ook nog eens op zo’n typische gedragen manier uitgesproken wordt – als of de achterste rij van de bioscoopzaal ook bereikt moet worden. Wat het weerhoudt van een theaterregistratie zijn de uitzonderlijke acteerprestaties. FENCES is een film die je in eerste instantie kijkt voor de acteurs. Denzel Washington en Viola Davis spelen allebei Oscarwaardige rollen. Washington met een net iets te dikke buik, net te scheve loop, net iets te rimpelige nek. Washington de regisseur zoomt er veelvuldig op in: hier is iemand die door het leven getekend is, maar dat in zijn toneelstukjes verbergt.
En waar op het toneel dat soort menselijke details verborgen blijven die in de verte van het podium, zoomt filmregisseur Washington er juist op in. Hoogtepunt is Davis’ reprimande wanneer Troy zijn teleurstellingen weer eens op haar afreageert. Het is zonder twijfel een van de meeste krachtige monoloog van dit filmjaar. Davis’ snot en tranen stromen tot op haar kin. Je vraagt je af hoe Troy daar ooit van terug kan komen. Is z’n façade voorgoed gebroken?
Die schutting komt er uiteindelijk. Een pronkstuk in de Maxsons achtertuin, net als die honkbal aan het touw in de achtertuin. Zoals vaker in het werk van August Wilson brengen dat soort dagelijkse objecten het heden, verleden en de toekomst van verschillende personages samen, zoals in The Piano Lesson waarin familieleden uit een ver slavernijverleden een met figuren besneden piano bewonen. Ook in die honkbal aan dat touwtje huist een soort geest – het was iets wat Troy met z’n verleden verbond, maar aan het eind van de film is het ook zijn gift voor de toekomst. Zo overstijgt de man die ooit zelfzuchtig was en daardoor nooit verder kwam, toch nog een klein beetje zijn levensteleurstellingen.