The Whale
Iedere morgen legt hij vers gesneden stukjes appel op een schaaltje. Zo krijgen de vogels die buiten vliegen altijd goed te eten. Binnenshuis kan het contrast niet groter zijn: daar worden afhaalpizza’s verslonden, of kippenvleugels en witte casinosneetjes, belegd met paprikachips en zoete jam. Uit huis komen lukt niet meer. En wil hij ook niet meer. Daarom legt hij ’s avonds voor de deur alvast geld neer voor de pizzakoerier zodat de twee elkaar niet fysiek ontmoeten. Zonder hoogte te krijgen van wat zich daarbinnen afspeelt, vervolgt de pizzakoerier zijn rit. Een beetje zoals de vogels iedere dag na hun zoete snack weer verder vliegen, op zoek naar nieuw voedsel en avontuur. Eenmaal binnen, met de slappe pizzastukken in zijn hand, weet hij dat hij zich met iedere hap sneller en sneller de dood in vreet.
De films van Darren Aronofsky gaan over pijn. Zijn hoofdpersonages, vrijwel altijd gekaderd in een duidelijke rol (die van sporter, ballerina of – in dit geval – onderwijzer) tonen defecten. Ze leven meer in wanhoop dan in hoop. En in de films van Aronofsky vinden al die getroebleerde denkprocessen hun uitweg via het lichaam. We zien die lijven vaak veranderen, dierlijk worden of kapot gemaakt. Ook die van Charlie, een zwaarlijvige goedzak, gespeeld door cultacteur en Oscarkandidaat Brendan Fraser, om wie THE WHALE draait. Charlie is meer dan simpelweg een slachtoffer van zijn eigen ongeluk. Met medelijden alléén doe je hem en de film tekort. Charlie heeft iets te zeggen, laat je lachen, laat je huilen. Net zoals Aronofsky dat ruim tien jaar geleden zelf deed toen hij de gelijknamige theatervoorstelling geschreven door Samuel D. Hunter met waterige ogen aanschouwde.
De gehele film speelt zich af in het appartement van Charlie. Wanneer hij geen online lesgeeft aan zijn studenten (waarbij de laptopcamera altijd op zwart staat omdat deze zogenaamd stuk is), wordt de eenzame weduwnaar dagelijks geholpen door zijn enige vriendin en verpleegster Liz (Hong Chau). Haast als een sitcom stormen de andere personages een voor een het beeld binnen. Onoverkomelijk voor de bijna immobiele Charlie. Maar door deze theatrale opzet laat Aronofsky voor zijn doen vrij gemakkelijk het goedkope pathos de kamer binnenstromen. Vooral tijdens sommige uitgekookte scènes met Charlie’s boze tienerdochter, zijn drankzuchtige ex-vrouw en een dubieuze missionaris die Gods woord meent te verkondigen. Op die momenten mist Aronofsky zijn gebruikelijke finesse.
Toch verzinkt THE WHALE nooit in zijn eigen blubber. Die wordt overstemd door de fijngevoeligheid die Charlie hoog weet te houden, zelfs wanneer zijn naderende einde dichterbij komt. Hij kan nog steeds betoverd raken door de literaire teksten van Walt Whitman en die van zijn dochters schoolrecensie van Herman Melville’s Moby Dick. Hij weet de ander nog steeds op te beuren, door een oprecht gesprek of met zwartgallige grapjes. Zijn starende puppyogen, groot als knikkers, grijpen je bij de lurven. Een machtig wapen dat Fraser steengoed inzet om je in zijn ziel te laten kijken.
In die zin is Aronofsky’s meest recente film vreemd voor zijn doen, maar wel eentje die zonder twijfel naar hem, en hem alleen, is te herleiden. Zijn handtekening is onmiskenbaar aanwezig. Want ondanks de hoeveelheid abjecte gebeurtenissen deins je niet weg, maar nader je juist dichterbij. Aronofsky pijnigt zijn hoofdpersonage lichamelijk om je op die manier in zijn hoofd te laten kruipen. Die fysieke afstand is gek genoeg nodig om dichterbij te komen. Iets dat de gelauwerde filmmaker keer op keer weet aan te tonen.