Fukushima, mon amour
FUKSUHIMA, MON AMOUR (originele titel GRÜSSE AUS FUKUSHIMA) is de derde speelfilm van regisseuse Dorris Dörrie in Japan en wordt wel een ‘post-disaster traumedy’ genoemd. Het trauma in de film is de zeebeving en de daaropvolgende kernramp die Fukushima in maart 2011 in één klap wereldberoemd maakte. Dörrie laat de gevolgen van de ramp voor mens en omgeving uitgebreid zien met sfeervolle zwart-wit beelden. Meest indrukwekkend zijn de figuranten, werkelijke oud-inwoners van Fukushima, in de noodopvang en de eindeloze hoeveelheid zakken vol vervuilde aarde die keurig op elkaar gestapeld liggen te wachten tot er een geschikte opruimplek voor ze is gevonden.
Naar deze trieste omgeving reist de jonge, blonde, ietwat naïeve Marie (Rosalie Thomass) af. Ze heeft net haar verloving verbroken en zich – op de vlucht voor haar eigen twijfels en onzekerheden – aangemeld als vrijwilliger van Clowns4Help. Stiekem hoopte Marie zich door de triestheid van de slachtoffers zelf beter te gaan voelen maar het tegendeel gebeurt. Als ze op het punt staat haar vrijwilligerswerk op te geven, vraagt de chagrijnige oude geisha Satomi (Kaori Momoi) haar om haar te helpen om haar huis op te knappen dat middenin het rampgebied ligt. Marie besluit te helpen en gaandeweg raken de vrouwen bevriend.
De zwakke plek van FUKUSHIMA, MON AMOUR is het personage Satomi. Allereerst is het in de scènes in de noodopvang te duidelijk dat Kaori Momoi een actrice is die tussen werkelijke slachtoffers aan het acteren is. Daarnaast is het personage vanuit cultureel oogpunt ongeloofwaardig: Satomi valt meerdere keren schreeuwend uit naar Marie waarbij ze haar flink beledigt; iets dat heel ongebruikelijk is in de Japanse cultuur waar de beheersing van emoties –zeker naar onbekenden- een grote rol speelt. Een oudere geisha hoort deze kunst van controle over de eigen emoties tot in de puntjes te beheersen. Maar zo niet Satomi die mokt, zeurt, snauwt, schreeuwt en zo nu en dan dramatisch een boom gaat knuffelen of miauwen als een kat. Dat laatste is een gewoonte omdat haar dochter dat als kind zo leuk vond. Deze dochter woont ondertussen al jaren in Tokio en bezoekt haar moeder nooit meer, ook niet na de ramp. Als kijker snap je haar wegblijven van zo’n aandachtslurpende moeder stiekem heel goed: FUKUSHIMA, MON AMOUR met een andere Satomi had de film goed gedaan.