Faustrecht der Freiheit
Het in je achterhoofd het werk van Douglas Sirk als het grote voorbeeld van Rainer Werner Fassbinder vallen de eerste beelden van FAUSTRECHT DER FREIHEIT wat grauw op je dak. In tegenstelling tot de intieme, kleurrijke wereld uit Sirks melodrama's opent deze film, die tot het beste van Fassbinders oeuvre behoort, met een scène van een kleurloze kermis midden jaren zeventig. We zijn er getuige van hoe de eigenaar van een kermisshow wordt opgepakt door de politie, en zijn sterren, waaronder "De vrouw uit Parijs" en de topact "Fox, het pratende hoofd" op straat worden gezet.
Fox is in werkelijkheid de homoseksuele Franz Biberkopf, en wordt gespeeld door Fassbinder zelf. Zijn ruwe voorkomen en rotsvaste, naïeve geloof om ooit de loterij te winnen maakt hem tot een typische Fassbinder-outcast. Biberkopfs zus is een uitgeleefd, alcoholistisch loeder die je nog geen tientje leent, en zijn enige vriend is net opgepakt en moet twee jaar brommen. Geen werk betekent geen loterij, en dus steelt hij om loten te kopen. Fox ontmoet al snel een rijke antiquair (Karl-Heinz Böhm), die hem voorstelt aan wat homovriendjes met exquise smaak en manieren, en er ontstaat een relatie met Eugen (Peter Chatel).
Schijnbaar tegen de pessimistische traditie van Fassbinder in wint Biberkopf toch een fortuin in de loterij. Het geld geeft hij ruimhartig en onnadenkend uit aan zijn nieuwe vriend en met name aan de onooglijke, biedermeier inrichting van hun appartement, dat hij zich heeft laten aanpraten. Als het bedrijf van de hautaine Eugen bijna failliet gaat, leent Biberkopf hem onwetend als hij is direct een ton.
FAUSTRECHT DER FREIHEIT vertelt met een terloops in beeld gebrachte lichtheid het noodlottige verhaal van een arme, prozaïsche kermisartiest die het wil schoppen tot een gefortuneerd onderdeel van de bezittende burgerklasse. Toetreding tot de heersende klasse brengt echter geen geluk bij Fassbinder, want het betekent gevangenschap en een enkele reis naar persoonlijke ondergang. Biberkopf laat zich totaal inpakken door mensen die prat gaan op hun uitgelezen smaak in een upperclass homomilieu. Hij geeft zich er aan over en tekent zijn lot.
De verbeelding van het homoseksuele milieu als setting voor de ondergang van Franz Biberkopf leidde midden jaren zeventig voor nogal wat verontwaardiging. De symboliek van een kermisartiest als vrijbuiter die leeft naast de heersende wetten was ook toen een overtuigend toonbeeld. Maar dat Fassbinder het eveneens onconformistische milieu van homoseksuelen gebruikte als symbool voor de truttige, tirannieke Duitse samenleving ging veel mensen te ver. Ondubbelzinnig vormen de upperclass vrienden van Fox de symbolische fuik waartegen de regisseur zijn korte leven fel heeft geageerd: de liefde en de Duitse, naoorlogse burgermaatschappij houden je klein als je er aan toegeeft en vertrappen je als je je er tegen verzet.
Franz Biberkopf is de perfecte antiheld van Fassbinder, en de analogieën met zijn eigen leven zijn duidelijk zichtbaar. Biberkopf verloor zijn waarde door zich te laten bedriegen, omdat hij de wolf in zijn naïviteit aanzag voor een schaap, en Fassbinder verloor zijn strijd door pessimisme en overgave aan drugs en drank. Vechten levert je blijkbaar niets op, maar toegeven of opgeven evenmin. Fox vocht te weinig en Fassbinder gaf op.