To the Wonder
Met TO THE WONDER levert perfectionist Terrence Malick zijn zesde film in 39 jaar af. Getuige zijn huidige werkschema heeft de Texaanse regisseur, die roem verwierf met de meesterwerken BADLANDS (1973) en DAYS OF HEAVEN (1978) om daarna twee decennia niets meer van zich te laten horen, inmiddels de smaak te pakken: zijn nieuwste is nog niet uit of drie andere zitten alweer in postproductie. Dat is goed nieuws, want zijn nieuwste laat zien waarom Malick zo'n interessante filmmaker is: weinig films tonen zulke durf en ambitie als TO THE WONDER, een meanderende stemmingsfilm over God en liefde, met personages in spirituele crisis en natuurdetails die het wonder van het bestaan in zich lijken te dragen.
We beginnen in een metro in Parijs, de beelden zijn geschoten met een digitale videocamera. De Amerikaanse Neil (Ben Affleck) en de Franse Marina (Olga Kurylenko) beleven een vakantieliefde. Ze dartelen verliefd door Parijs, bezoeken een kasteel aan de kust van Normandië. Overweldigd door hun liefde en de schoonheid van de omgeving, willen ze meer. Neil vraagt Marina met hem mee te gaan naar Amerika en dankzij een toeristenvisum kunnen zij en haar tienjarige dochter bij hem in trekken.
In Amerika aangekomen blijkt er over het prille geluk echter een onheil te hangen. Neil woont in een kleine gemeenschap in Amerika, Marina is een vrije geest en voelt zich er niet thuis. Kennen ze elkaar wel? Was hun liefde slechts plaats gebonden? En wat is liefde tussen mensen eigenlijk? Door een klein verhaal te vertellen pakt TO THE WONDER de grote vragen aan, en contrasteert de alledaagse liefde die mensen voor elkaar voelen met de verheven liefde die bestemd is voor God. Want terwijl de liefdesrelatie het hoogtepunt van haar crisis bereikt wanneer Marina's visum dreigt te verlopen en Neil zijn ex-vriendin Jane (Rachel McAdams) weer tegenkomt, beleeft een lokale, van oorsprong Spaanse priester (Javier Bardem) een geloofscrisis. Geconfronteerd door de armoede om hem heen begint hij aan het bestaan van God te twijfelen.
Even belangrijk als deze vragen, is Malicks visuele en narratieve stijl. Dat is er een van verwondering en impressies. Stilistisch borduurt hij verder in de lijn van THE THIN RED LINE (1998), THE NEW WORLD (2005) en zijn Gouden Palm winnende THE TREE OF LIFE (2011): zwevende cameravoering en gemompelde voice-overs, verheven orkestmuziek, bijna geen dialogen en een nadruk op stemmingen en beeld. Vooral met THE TREE OF LIFE vertoont TO THE WONDER overeenkomsten, zowel beeldend als thematisch: gecentreerd rond een kleine Amerikaanse gemeenschap, een persoonlijke spirituele zoektocht die leidt naar grotere existentiële vragen, overweldigende natuurschoonheid, veel shots van door laagstaande zon verlichte velden - het voelt bijna als een epiloog.
In dat laatste schuilt de kracht en de zwakte van TO THE WONDER. Net als THE TREE OF LIFE spat de visuele ambitie er weer vanaf: was die voorganger een moderne pastorale waarin Malick het beeld van een bijna religieuze kracht voorzag, TO THE WONDER is één grote herinnering, indrukwekkend als in een trance gefilmd door vaste cameraman Emmanuel Lubezki. In beide gevallen betekent dit dat we Malick moeten volgen in zijn zoektocht naar abstracties en iets ongrijpbaars; maar nam THE TREE OF LIFE ons aan de hand van een familiecrisis nog mee in visuele een reis door kosmos en naar het ontstaan van moraliteit, TO THE WONDER blijft daarvoor te klein en persoonlijk, te veel een herinnering, en daardoor dreigen ongrijpbaarheden ongrijpbaar te blijven.